INSTALLATEUR
4. Lucht en gassen verwijderen uit verwarmingsinstallaties
Wanneer er in de installaties continu of met tussenpozen zuur-
stof wordt aangevoerd (b.v. vloerverwarming zonder syntheti-
sche, verspreidingbestendige buizen, circuits met open expan-
sievat, frequent bijvullen) moeten de systemen altijd gescheiden
worden.
Te vermijden fouten en voorzorgsmaatregelen.
Uit het voorgaande blijkt hoe belangrijk het is twee factoren te
vermijden die de vermelde verschijnselen veroorzaken, d.w.z.
contact van het water in de installatie met lucht en regelmatig
bijvullen met nieuw water.
Om te voorkomen dat lucht en water in contact treden (en dus
oxygenatie van het water te voorkomen) moet:
− Het expansiesysteem een gesloten vat hebben met de
juiste afmetingen en voorbelasting (regelmatig contro-
leren)
− De installatie altijd een hogere druk hebben dan de at-
mosferische druk, op elk punt (inclusief aanzuigzijde van
pomp) en in elke bedrijfstoestand (in een installatie zijn
alle afdichtingen en hydraulische aansluitingen bestand
tegen de druk naar buiten, maar niet tegen onderdruk)
− De installatie niet uitgevoerd zijn met gasdoorlatend ma-
teriaal (b.v. kunststof buizen voor vloersystemen zonder
zuurstofbarrière).
9
Verder wordt benadrukt dat de door afzettingen en corrosie
veroorzaakte schade/storingen aan/in de ketel niet onder
de garantie vallen.
3.5.1
Glycol
Het gebruik van propyleenglycol is toegestaan in een percentage
dat afhankelijk is van de maximale toevoertemperatuur en van
de ΔT van het ontwerp die bepaald zijn voor de generator.
Om het maximumpercentage te berekenen, gebruik het onder-
staande schema.
Glycol [%]
40
35
30
25
20
15
10
5
0
0
55
60
50
Om de bevriezingstemperatuur te berekenen die gekoppeld is
aan de mengeling, zie de productinformatie van het gebruikte
product.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN IN VERBAND MET WARMTEGELEIDEN-
DE VLOEISTOFFEN
De warmtegeleidende vloeistoffen zijn erg belangrijk om de
installatie te beschermen: efficiënte warmtewisseling dankzij
een goede specifieke warmte, aanzienlijke bescherming tegen
bevriezing van de installatie in de winter, bescherming tegen
corrosie van de onderdelen van de installatie.
Bij het kiezen van de warmtegeleidende vloeistof dienen de
volgende aspecten in overweging te worden genomen:
− de giftigheid in geval van lekken met besmetting van sa-
nitair water of water dat bestemd is voor contact/gebruik
door mensen/dieren
− de biologische afbreekbaarheid in geval van lekken in
het milieu
Alle warmtegeleidende vloeistoffen die door Riello worden
voorgesteld zijn niet-giftig en grotendeels biologisch afbreek-
baar.
9
Om de controle en het onderhoud of het verversen van de
vloeistof tot een minimum te beperken, is het van essen-
tieel belang dat de vloeistof zorgvuldig gekozen wordt en
de verwarmingsinstallatie op correcte wijze beheerd wordt.
19
INSTALLATEUR
∆t 20°C
∆t 10°C
65
70
75
80
85
90
Temperatuur toevoer [°C]
95