Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Opstellingsvoorwaarden - REMKO VRS EN Series Bedienings- En Installatiehandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

REMKO Serie VRS EN

Opstellingsvoorwaarden

Bij de opstelling van de apparaten
moeten in principe altijd de richtlijnen
van de nationale bouwverordening en
verordening voor verbrandingsinstallaties
van het desbetreffende land worden
aangehouden.
De eerste verordening voor
de uitvoer van de nationale
immissiebescherming (1e
BImSchG in Duitsland) en daarna
de wettelijke voorschriften van
de verordening over kleine
verbrandingsinstallatie (1e
BImSchV in Duitsland) moeten
eveneens worden gebruikt.
De brandstoftoevoer moet worden
geïnstalleerd volgens DIN 4755 voor
oliegestookte luchtverwarmers, van
de DVGW-gedragscode G 600 voor
gasgestookte luchtverwarmers en
TRF voor vloeibaar gas.
Maar hierbij zijn met name
luchtverwarmers van enkele
punten uitgesloten.
AANWIJZING
Er mogen uitsluitend
constructiegeteste blaasunit-
oliebranders (conform DIN
EN 267) in WLE-uitvoering of
gasbranders (conform DIN EN
676) worden gebruikt.
LET OP
De apparaten moeten dusdanig
worden opgesteld en gemonteerd dat
deze altijd eenvoudig toegankelijk
zijn voor controle-, reparatie- en
onderhoudswerkzaamheden.
8
LET OP
Onder- of bovendruk in de
opstellingsruimte moet worden
vermeden, aangezien dit onvermijdelijk
tot verbrandingstechnische storingen
leidt.
Keuze van de opstellingslocatie
Bij het vastleggen van de
opstellingslocatie moeten de vereisten
worden afgestemd wat betreft:
1. Brandveiligheid en bedrijfsrisico's.
2. Functie:
Ruimteverwarming vrijblazend
of met kanaalsysteem.
De drukomstandigheden in de
opstellingsruimte in acht nemen.
3. Bedrijfsmatige belangen:
warmtebehoefte,
luchtvolumestroom, circulatie- of
buitenluchtwerking, luchtvochtigheid,
luchtverdeling, ruimtetemperatuur,
benodigde ruimte.
4. Aansluitmogelijkheid op een
afzuigsysteem.
Olie- en gasgestookte
luchtverwarmers (ook met een
nominaal verwarmingsvermogen
van meer dan 50 kW) kunnen
in het algemeen buiten de
ketelruimten worden geïnstalleerd,
conform de FeuVo (verordening
voor verbrandingsinstallaties).
De richtlijn van de bouwautoriteiten voor
de "plaatsing en installatie van haarden"
moet in acht worden genomen.
Voor ruimten waarin gemakkelijk
ontvlambare stoffen of mengsels
in zodanige hoeveelheden worden
verwerkt, opgeslagen of vervaardigd
dat zij een ontstekingsgevaar
opleveren, kunnen uitzonderingen
gemaakt worden, wanneer door
passende maatregelen gegarandeerd
is dat de stoffen of niet door de
haard kunnen ontbranden.
Verbrandingsluchtvoorziening
Voldoende toevoer van de
verbrandingslucht moet in het
algemeen worden gewaarborgd
door de betreffende toezichteisen
van de bouwautoriteiten.
Uittreksels van het M-FeuVO
(kunnen per deelstaat enigszins
afwijken).
(1) Bij ruimteluchtafhankelijke
haarden met een totaal nominaal
verwarmingsvermogen tot 35 kW
geldt de verbrandingsluchttoevoer
als aangetoond, wanneer de
haarden in een ruimte zijn
geplaatst die:
1. ten minste één deur naar buiten
of één raam dat geopend kan
worden (ruimtes met aansluiting
naar buiten) en een volume van
3
ten minste 4 m
per kW totaal
nominaal verwarmingsvermogen
heeft of
2. een opening naar buiten met
een vrije doorsnede van ten minste
2
150 cm
of twee openingen
2
van elk 75 cm
of leidingen naar
buiten met een doorsnede die
gelijkwaardig is aan de doorsnede
van het debiet.
(2) Bij ruimteluchtafhankelijke
haarden met een
totaal nominaal
verwarmingsvermogen van
meer dan 35 kW en niet
meer dan 50 kW geldt de
verbrandingsluchttoevoer
als aangetoond, wanneer
de haarden in ruimten zijn
geplaatst die aan de eisen
conform alinea 1 nr. 2 voldoen.
(3) Bij ruimteluchtafhankelijke
haarden met een
totaal nominaal
verwarmingsvermogen van
meer dan 50 kW geldt de
verbrandingsluchttoevoer als
aangetoond,

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave