Plaatsing en montage
Bij het plaatsen van de apparaten
moeten altijd de voor de
desbetreffende deelstaat geldende
voorschriften en verordeningen in
acht worden genomen.
Let ook op het volgende:
LET OP
De transportpallet of houten
delen moeten voor het plaatsen
absoluut worden verwijderd.
De apparaten moeten stabiel
■
worden geplaatst
De apparaten moeten op een
■
veilige en spanningsvrije manier
op de vloer worden geplaatst,
bij voorkeur op een aparte
trillingsdempende basis
Er moet voor gezorgd worden,
■
dat het ventilatorvermogen
(nominale druk) is aangepast aan de
betreffende luchtzijdige weerstanden
De nominale stroom meten!
Er moet worden gezorgd voor
■
een vrije luchtaanzuiging en
luchtafvoer
Er moet worden gezorgd
■
voor toevoer van voldoende
verbrandingslucht
Bij over- of onderdruk of sterke
■
luchtverontreiniging in de
opstellingsruimte moet een
afzonderlijke toevoer van verse
lucht voor de brander (accessoire)
worden geïnstalleerd
Indien in de opstellingsruimte sterke
■
luchtvervuiling te verwachten is,
moet de aangezogen circulatielucht
via geschikte filters (accessoire)
worden aangezogen
De weerstand aan de zuigzijde
moet in acht worden genomen
en het ventilatorvermogen
moet overeenkomstig worden
aangepast!
AANWIJZING
De lucht mag alleen worden
aangezogen via de daarvoor
aangebrachte aanzuigopeningen.
Is de bodem van het apparaat
niet als aanzuigvariant is
ontworpen, moet deze om
aanzuiging van valse lucht te
voorkomen zijn afgesloten.
Aansluiting voor de verbrandingsgassen
De uitvoering moet voldoen aan
DIN 18160 deel 1, de afmetingen
aan DIN EN 13384 deel 1.
Er moet voor een correcte
■
rookgasafvoer gezorgd worden
De rookgasaansluiting moet vakkundig
■
en telkens volgens de geldende
voorschriften worden uitgevoerd
De aansluiting voor de
■
verbrandingsgassen mag uitsluitend
op een tevoren goedgekeurd
afzuigsysteem worden aangesloten
Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting van het
apparaat moet door geautoriseerd
vakpersoneel conform DIN EN 60335-1
en DIN EN 50156-1 worden uitgevoerd.
Voor apparaten met een nominaal
■
verwarmingsvermogen van
meer dan 50 kW moet op
een toegankelijke plaats een
noodschakelaar worden aangebracht
De noodschakelaar moet tegen
■
onbevoegd gebruik worden beschermd
AANWIJZING
Controleer of alle aansluitklemmen
van de elektrische bedrading goed
vastzitten en draai ze zo nodig
vast.
Aansluiting ruimtethermostaat
De ruimtethermostaat (accessoire)
moet worden geplaatst op een
plaats die gunstig is voor de
temperatuurregeling.
De thermostaatsensor mag zich
niet in de directe warme- of
koude luchtstroom bevinden en
mag ook niet direct op een koude
ondergrond worden gemonteerd.
Bij het installeren van
een automatische dag-/
nachttemperatuurregeling of
andere als accessoires verkrijgbare
temperatuurregelingen, moet
dezelfde procedure worden
gevolgd.
13