REMKO Serie VRS EN
Montage op de vloer
De apparaten moeten stabiel, op een niet
brandbare vloer en buiten verkeerszones,
b.v. met kranen worden opgesteld.
Ter bescherming van de apparaten
tegen schade in bedrijfsruimten,
voor ongehinderd onderhoud en
reparatie van het apparaat en de
brander en voor het ongehinderd
aanzuigen en afvoeren van de
lucht moet een beschermingszone
op een afstand van 1 m rond het
apparaat vrijgehouden worden.
Deze beschermingszone moet worden
gekenmerkt door een instructiebord
met het volgende opschrift:
Beschermingszone
Houd 1 m afstand vrij
Een vaste afbakening voor
vaak gebruikte gedeeltes wordt
aanbevolen.
Wandmontage
De voor montage aanwezige wand
moet uit niet-brandbaar materiaal
bestaan. De belastbaarheid ervan
moet worden gecontroleerd (er
moeten eventueel versterkingen
worden aangebracht).
De consoles moeten voldoende
verankerd zijn aan de muur en de
apparaten moeten er stevig op
worden bevestigd.
Er moeten voldoende
onderhoudsmogelijkheden voor de
warmtewisselaar, brander, ventilator
en het rookgassysteem aanwezig zijn.
Bedieningsinrichtingen voor het
■
apparaat en de brandstoftoevoer
moeten vanaf de vloer bediend
kunnen worden
10
Als er hulpmiddelen nodig zijn
■
voor controle-, onderhouds-
en reparatiewerkzaamheden,
moeten deze door de exploitant
ter beschikking worden gesteld
Montage van de hangende apparaten
De apparaten mogen uitsluitend aan
constructies of plafonds van niet-
brandbare materialen en met voldoende
draagkracht worden bevestigd.
De bevestiging moet worden
uitgevoerd met geschikte ankers,
die stevig aan het apparaat
moeten worden bevestigd.
Bovendien moeten de in de
paragraaf „Wandmontage"
opgevoerde eisen in acht genomen
worden.
Ruimteverwarming
Luchtverwarmers mogen in
gesloten ruimten en hallen alleen
met een ruimtethermostaat
gebruikt worden.
Brandstofvoorziening
De brandstoftoevoer moet worden
geïnstalleerd volgens DIN 4755 voor
oliegestookte WLE, van de DVGW-
gedragscode G 600 voor gasgestookte
WLE en TRF voor vloeibaar gas.
Vooral bij stookolielijnen moet erop
worden gelet dat de doorsnede
voldoende groot is.
Bij de bepaling moet rekening
worden gehouden met de
zuighoogte, de totale lijnweerstand
en de verhoogde viscositeit bij
lagere temperaturen.
Onder bepaalde omstandigheden
moeten geschikte afzonderlijke
olieafleveringseenheden
aangebracht worden.
De leidingen moeten zo aangebracht
zijn, dat de gemakkelijk ontlucht kunnen
worden en tegen corrosie en mechanische
beschadigingen beschermd zijn.
LET OP
De gemeten druk van de
zuigleiding mag 0,3 bar niet
overschrijden en niet meer dan
0,4 bar bedragen.
Elektro-installatie
LET OP
De elektrische aansluiting
van het apparaat moet door
geautoriseerd vakpersoneel
conform DIN EN 60335-1 en DIN
EN 50156-1 worden uitgevoerd.
Er moet voor worden gezorgd, dat
een ontoelaatbare onderspanning, als
gevolg van een tijdelijke overbelasting
van het netwerk niet mogelijk is.
Voor het aansluiten van de apparaten
moeten leidingdoorsnedes worden
aangelegd die ook bij het starten
van de ventilator geen ontoelaatbare
daling van de spanning veroorzaken.
Bij het aansluiten van de apparaten in
400 V-uitvoering moet op de correcte
fasevolgorde van het draaiveld
(rechts) worden gelet.
Een niet correct uitgevoerde
aansluiting kan tot een verkeerde
draairichting van de ventilator leiden.
Bij apparaten vanaf een nominaal
verwarmingsvermogen van 50 kW
moet op een goed toegankelijke
plaats in de opstellingsruimte een
noodschakelaar worden aangebracht.
LET OP
Alle schakelaars moeten, indien
algemeen toegankelijk, tegen
beschadiging en onbevoegd
gebruik worden beschermd!