Bediening - Warmtepomp
EB101
Menu warmtepomp 5.11.1.1
Deze instellingen worden verricht op het display van het
binnendeel/de regelmodule.
Stille stand toegestaan
Hier stelt u in of de stille stand voor de warmtepomp al
dan niet moet worden geactiveerd. Let erop dat program-
meren mogelijk is als de stille stand actief moet zijn.
Compressorfase detecteren
Toont op welke fase de warmtepomp heeft gedetecteerd
of u F2120 230V~50Hz hebt. Fasedetectie vindt normaal
gesproken automatisch plaats bij het opstarten van het
binnendeel/de regelmodule. Deze instelling kan hand-
matig worden gewijzigd.
Huidige grens
Hier stelt u in of de stroombegrenzingsfunctie moet
worden geactiveerd voor de warmtepomp. Als de functie
actief is, kunt u de waarde van de maximale stroom be-
grenzen.
Instelbereik: 6 – 32 A
Fabrieksinstelling: 32 A
blockFreq 1
Selecteer hier een frequentiebereik waarbinnen de
warmtepomp mag werken. Deze functie kan alleen
worden gebruikt als bepaalde compressorsnelheden
geluidshinder veroorzaken in het huis.
blockFreq 2
Selecteer hier een frequentiebereik waarbinnen de
warmtepomp mag werken.
38
Hoofdstuk 7 |
Bediening - Inleiding
Ontdooien
Hier kunt u de instellingen wijzigen die van invloed zijn
op de ontdooifunctie.
Starttemperatuur voor ontdooifunctie
Hier kunt u instellen bij welke temperatuur (BT16) de
ontdooifunctie moet starten. De waarde mag uitsluitend
in overleg met uw installateur worden gewijzigd.
Instelbereik: -5 – 5 °C
Fabrieksinstelling: -3 °C
Uitschakelwaarde activeren van passief ontdooien
Hier kunt u instellen bij welke temperatuur (BT28) passief
ontdooien moet worden geactiveerd. Tijdens passief
ontdooien wordt het ijs gesmolten door de energie van
de omgevingslucht. De ventilator is actief tijdens passief
ontdooien. De waarde mag uitsluitend in overleg met
uw installateur worden gewijzigd.
Instelbereik: 2 – 10 °C
Fabrieksinstelling: 4 °C
Ontdooien vaker toestaan
Hier activeert u of ontdooien vaker dan normaal moet
plaatsvinden. De selectie kan opnieuw worden verricht
als de warmtepomp een alarm ontvangt vanwege de
vorming van ijs tijdens bedrijf veroorzaakt door bijvoor-
beeld sneeuw.
Ventilator ontdooien toestaan
Selecteer hier of "ventilator ontdooien" moet worden
uitgeschakeld tijdens het volgende "actief ontdooien".
Dit kan worden geactiveerd als er ijs / sneeuw blijft zitten
aan de ventilator, het rooster of de ventilatorconus, wat
te merken is aan abnormaal ventilatorgeluid vanuit de
F2120.
"Ventilator ontdooien" betekent dat de ventilator, het
rooster of de ventilatorconus wordt verwarmd met
warme lucht vanuit de wisselaar (EP1). Gebruik deze
functie daarom niet onder weersomstandigheden met
veel wind.
Start handmatig ontdooien
Hier kunt u "actief ontdooien" handmatig starten als de
functie moet worden getest voor service of als er geacti-
veerd moet worden. Dit kan in combinatie met "ventila-
tor ontdooien".
NIBE™ F2120