7
Wonen
7.4.3
Sluiten:
Openen:
48
Verduistering bestuurderscabine
Verduistering van de bestuurderscabine voor het begin van de rit ope-
nen.
Afb. 19
Verduistering bestuurdersca-
bine aan zijruit
◼
Verduistering bestuurderscabine uit het opbergcompartiment boven de
bestuurderscabine nemen.
◼
Verduistering bestuurderscabine aan één zijde van de bestuurdersca-
bine bevestigen. Hiertoe twee drukknoppen (Afb. 19,2) achter de zijruit
aan de B-kolom bevestigen.
◼
Lus (Afb. 19,1) over de handgreep boven de zijruit leiden en met druk-
knoppen bevestigen.
◼
Zakken (Afb. 20,1) van de verduistering voor de bestuurderscabine over
de beide zonneschermen schuiven.
◼
Aan de ander zijde van de bestuurderscabine: Verduistering bestuur-
derscabine ook met lus aan de handgreep en met drukknoppen aan de
B-kolom bevestigen.
◼
Verduistering bestuurderscabine van alle bevestigingspunten losmaken.
◼
Verduistering bestuurderscabine in het opbergcompartiment boven de
bestuurderscabine opbergen.
7.5
Dakluiken
In het voertuig zijn dakluiken met en zonder kunstmatige ventilatie inge-
bouwd. De kleinere dakluiken in de woonruimte en in het bad zijn van kunst-
matige ventilatie voorzien.
De ventilatieopeningen van de kunstmatige ventilatie altijd open hou-
den. Kunstmatige ventilatieopeningen nooit afdekken, bijv. met een
wintermat, of dichtzetten. Kunstmatige ventilatieopeningen vrijhouden
van sneeuw en bladeren.
Afb. 20
Verduistering bestuurdersca-
bine aan voorruit
3505640 - 04/23 - EHG-0049-00NL