Scherm
Afbeelding 4.2 Menu Instellingen
Instelling en opties
Kalibratiedatum
Stel ( ) de weergave in zodat de volgende of laatste kalibratie van het
instrument wordt aangegeven.
0 = laatste kalibratie
1 = volgende kalibratie
Sla de instelling op ( ).
Waarschuwing Docking vereist
Om de medewerker te waarschuwen dat docking van het instrument vereist
is, gebruikt u ( ) de instelling "ingeschakeld" voor het gewenste signaal;
anders kiest u uitgeschakeld.
0 = uitgeschakeld
1 = ingeschakeld voor piepgeluid
2 = ingeschakeld voor blauwe lampjes
3 = ingeschakeld voor piepgeluid en blauwe lampjes
Sla de instelling op ( ).
Interval onderhoudswaarschuwing (minuten)
Stel ( ) het interval in waarmee de medewerker wordt gewaarschuwd dat
onderhoud vereist is (bumptest, kalibratie en docking vereist).
Waardebereik: 1 tot 60 minuten
Verhoging waarde: 1 minuut
Sla de instelling op ( ).
Veiligheidscode
Toegang tot de instellingsmodus en uitschakeling van een instrument dat is
ingesteld op Altijd aan, kunt u beperken door het instellen ( ) van een
andere veiligheidscode dan "000".
Waardebereik: 000 tot 999
Verhoging waarde: 1
Sla de instelling op ( ).
Land van oorsprong
Gebruik ( ) deze instelling zodat het instrument vooraf vastgestelde
instellingen voor een laag en hoog alarm kan toepassen op basis van het land
(of de regio) van oorsprong. Aangezien men deze instellingen afzonderlijk en
via het land van oorsprong kan bewerken, past het instrument deze
vervanging toe: de laatst opgeslagen instelling vervangt eerdere instellingen.
"DEF" voor VS en standaardwaarde
"CAn" voor Canada
"EUr" voor Europa
"CR" voor de Tsjechische Republiek
"AUS" voor Australië
Sla de instelling op ( ).
22