VEILIG GEBRUIK - VERANTWOORDELIJKHEDEN
-
Controleer altijd of er geen hin-
dernissen of mensen achter het
voertuig staan, wanneer u ach-
teruit rijdt. Wees aandachtig
voor de blinde hoek. Rijd altijd
traag achteruit.
-
Overschrijd nooit de aangege-
ven maximale lading van dit
voertuig. De lading moet correct
worden vastgemaakt. Rijd lang-
zamer, voorzie een langere
remafstand en volg de overige
instructies in het hoofdstuk LA-
DINGEN VERVOEREN EN
WERK UITVOEREN .
-
Vergeet nooit dat dit voertuig
zwaar is! Als het met zijn volle
gewicht omkantelt of omrolt
kunt u makkelijk gekneld raken.
Bevestigingssysteem
bestuurder en passagier
-
Dit voertuig is ontworpen voor
een bestuurder en tot twee
passagiers, die allen de geschik-
te beschermingsuitrusting dra-
gen (zie RIJUITRUSTING in dit
hoofdstuk).
-
De bestuurder en de passagiers
moeten tijdens het rijden steeds
de deuren of de zijnetten vast-
maken en de veiligheidsgordels
dragen.
Omstandigheden terrein
-
Dit voertuig is niet ontworpen
voor gebruik op verharde opper-
vlakken. Als u over een korte
afstand op een verharde onder-
grond moet rijden, vermijd dan
abrupte handelingen aan het
stuur, het gas- en het rempe-
daal.
16
VEILIGHEIDSINFORMATIE
-
Rijd altijd traag en wees extra
voorzichtig wanneer u op onbe-
kend terrein rijdt. Wees altijd
alert voor veranderingen in het
terrein wanneer u met dit voer-
tuig rijdt. Neem de tijd om te
leren hoe het voertuig zich ge-
draagt in verschillende omgevin-
gen.
-
Rijd nooit op te ruige, gladde of
losse ondergrond, tot u de nodi-
ge vaardigheden heeft verwor-
ven om uw voertuig onder con-
trole te houden op dergelijk ter-
rein. Wees altijd uiterst voorzich-
tig op dergelijk terrein.
-
Begeef u met dit voertuig nooit
op hellingen die te steil zijn voor
het voertuig of voor uw rijvaar-
digheid. Oefen op zachte hellin-
gen.
-
Volg om bergop of bergaf te rij-
den altijd de juiste procedures
die u in het hoofdstuk HET
VOERTUIG BESTUREN vindt.
Controleer het terrein aandach-
tig voordat u een helling begint
op of af te rijden. Rijd nooit een
helling op of af met een te
gladde of losse ondergrond. Rijd
nooit met hoge snelheid over
de top van een heuvel.
-
Probeer nooit steile hellingen
op te rijden, ook niet zijwaarts,
wanneer u een aanhangwagen
trekt.
-
Controleer altijd of er geen hin-
dernissen zijn, voordat u op een
onbekend terrein gaat rijden.
Volg om over hindernissen te
rijden altijd de juiste procedures
die u in het hoofdstuk HET
VOERTUIG BESTUREN vindt.