D. SYSTEEMBESCHRIJVINGEN
Stilstandsfunctie
Bij een stilstaand voertuig (snelheid < 1,8 km/u) en een commandodruk hoger dan 3,5 bar, wordt na 5 sec. omgescha-
keld van elektro-pneumatische naar pneumatische remdrukuitsturing. Deze functie dient ter voorkoming van onnodig
stroomverbruik wanneer de combinatie op de handrem staat en het contact is ingeschakeld. Deze functie wordt bij het
wegrijden gedeactiveerd.
Noodremfunctie
Om altijd de maximale remkracht te kunnen overbrengen is een noodremfunctie geïntegreerd. Als de gewenste rem-
drukwaarde van de chauffeur overeenkomt met meer dan 90% van de ter beschikking staande voorraaddruk, een zo-
genaamde noodstop, worden de remcilinderdrukken tot aan de voorraadruk verhoogd. Deze functie is ook werkzaam
als een veerbalg van de luchtvering is geklapt.
Controle van de voorraaddruk
De voorraaddruk op het getrokken voertuig wordt door het EBS gecontroleerd. Zakt de druk onder de 4,5 bar, dan
wordt de chauffeur door de rode en gele waarschuwingslampen geïnformeerd. Bij het op druk brengen van het lucht-
drukremsysteem gaat de lampen weer uit wanneer de druk van het getrokken voertuig boven de 4,5 bar komt.
Zakt de voorraaddruk tijdens het rijden onder de 4,5 bar, dan wordt dit als storing opgeslagen.
Kilometerteller
Het Trailer EBS is met een geïntegreerde kilometerteller uitgevoerd, die bij een functionerend EBS-systeem de afgeleg-
de weg meet. Daarbij zijn twee deelfuncties mogelijk:
•
De totale kilometerstand geeft de totaal afgelegde weg weer sinds het systeem in bedrijf is gesteld. Deze waar-
de wordt regelmatig opgeslagen en kan met gebruik van de verschillende diagnose-apparatuur of SmartBoard
worden uitgelezen.
•
Tevens is er een dagteller aanwezig. Deze kan op elk moment op nul worden gezet. Op deze manier kan worden
bepaald hoeveel kilometers tussen de twee servicebeurten of sinds een bepaalde tijd zijn gereden. Het uitlezen
en op nul zetten zijn mogelijk met de diagnose-apparatuur of SmartBoard.
Een speciale kalibrering is niet nodig. De kalibratiefactor wordt uit de bandenomtrek en het aantal tanden van het
poolwiel berekend, die bij de parametrering van het Trailer EBS moeten worden ingevoerd.
De kilometerteller heeft spanning nodig. De kilometerteller werkt alleen wanneer het Trailer EBS elektrisch is aangeslo-
ten en is daardoor niet beveiligd tegen manipulaties.
Servicesignaal
Met behulp van diagnose-apparatuur kan deze functie worden geactiveerd. Is deze functie geactiveerd,
dan wordt
na het afleggen van een vrij gekozen, met behulp van de diagnose geparametreerd, aantal kilometers bij
de eerstvolgende inschakeling van het contact de waarschuwingslamp geactiveerd en deze knippert achtmaal. Dit
knipperen herhaalt zich elke keer na het inschakelen van het contact en zal de chauffeur aan een servicebeurt, etc.,
helpen herinneren.
Het servicesignaal kan worden gereset. Daarna is de geparametreerde serviceinterval, zoals beschreven, opnieuw
geactiveerd.
Bij levering is deze functie uitgeschakeld.
Teller bedrijfsuren
De verstreken bedrijfstijd is opgeslagen in het geheugen en kan via de diagnosesteker of SmartBoard worden uitge-
lezen.
De teller voor de bedrijfsuren werkt alleen wanneer het Trailer EBS elektrisch is aangesloten en is daardoor niet bevei-
ligd tegen manipulaties.
STAS - Manual
14
Geïntegreerde liftasbesturing ILS (Integrated Load Switch) (optioneel)
Wanneer de oplegger met liftas(sen) wordt uitgevoerd, kunnen deze door het Trailer EBS afhankelijk van de actuele aslast
automatisch worden aangestuurd. Daarvoor dient aan de GIO stekkers van de trailermodulator één of elk één elektrische
asliftklep te worden aangesloten.
De aslast waarbij de liftas daalt, wordt berekend aan de hand van de aanwezige druk in de luchtveerbalg en van de gege-
vens van de balgdruk en de aslast in lege en beladen toestand, die in de parameters zijn vastgelegd.
De voertuigsnelheid waarmee het heffen van de liftas(sen) mogelijk is, kan tussen de 0 en 30 km/u worden gekozen.
De parametrering wordt met de diagnose-apparatuur uitgevoerd.
Wanneer een storing in de aslastsensor wordt herkend, dan daalt de liftas bij snelheid tussen 5 en 30 km/u en wordt niet
geschakeld bij snelheid onder de 5 km/u.
Op de liftas mogen alleen de ABS-sensoren e en f aangesloten worden. De ABS-sensoren c en d dienen altijd op de
hoofdas te worden aangesloten.
Bij technische controle en verificatie moet de as naar beneden kunnen gebracht worden wan -
neer de oplegger niet beladen is. Dit kan door het sleutelcontact van de trekker uit te zetten of
via SmartBoard bediening De as wordt dan naar beneden gebracht en blijft ook in deze stand
ongeacht de lading. De as wordt pas opnieuw geheven wanneer de snelheid van de trekker
groter wordt dan 15 km/u.
Wegrijhulp (optioneel)
Een wegrijhulp kan gerealiseerd worden bij opleggers met een eerste as als liftas of een eerste as met asontluchting
(sleepas). De waarde voor de aslast bij actieve wegrijhulp mag niet hoger zijn dan 30% boven de maximaal toelaatbare
aslast en moet door de fabrikant worden vastgesteld. Bij het bereiken van een snelheid van 30 km/u daalt de eerste as
weer of belucht de eerste as weer.
De uitvoering TH (een asliftklep) betekent dat ofwel de liftas kan worden gelift als wegrijhulp, ofwel de sleepas kan worden
ontlucht als wegrijhulp, wanneer de toelaatbare balgdruk, die in de parameters is vastgelegd, na het heffen of ontluchten
niet wordt overschreden. Wordt tijdens de wegrijhulp de toelaatbare druk wel overschreden, dan wordt de wegrijhulp
onderbroken en de liftas daalt weer of de sleepas belucht weer.
N.B.: De uitvoering eerste as met asontluchting (sleepas) werkt niet onafhankelijk of afzonderlijk van de
wegrijhulp.
De wegrijhulp wordt geactiveerd :
•
ofwel via een impulsknop aangesloten op de voeding +(24 V) of -(0 V) en op een GIO van de modulator (met kabel)
en de parameters dienovereenkomstig zijn vastgelegd. De impuls op de knop dient tussen 0,1 en 5 seconden te
liggen.
•
ofwel door het 3 maal indrukken van het rempedaal mits de parameters dienstovereenkomstig zijn vastgelegd op een
GIO van de modulator (zonder kabel).
•
ofwel via het SmartBoard mits de parameters dienstovereenkomstig zijn vastgelegd.
Het uitschakelen van de wegrijhulp :
•
ofwel wanneer de impuls op de knop langer dan 5 seconden is (met kabel).
•
ofwel door het opnieuw 3 maal indrukken van het rempedaal (zonder kabel).
•
ofwel via het SmartBoard.
Slijtage-indicator (optioneel)
Aan de elektronica kunnen tot 6 indicatoren ter bewaking van de slijtage van de remblokken worden aangesloten. De
slijtage-indicatoren (een in de remblok geïntegreerde draad) meten de slijtage van beide remblokken. Alle indicatoren zijn
in serie geschakeld en in een spanningsverdeler met de slijtage-ingang verbonden. De waarschuwing aan de chauffeur
geschiedt via de ABS-waarschuwingslamp, kort voor en wanneer de slijtagegrens is bereikt.