10 Inbedrijfstelling
INFORMATIE
De
software
bevat
plaatse" ([4‑0E]) die het automatische werking van de unit
uitschakelt. Bij de eerste installatie wordt de instelling
[4‑0E] standaard op "1" gezet, wat betekent dat de
automatische werking is uitgeschakeld. Alle beschermende
functies zijn dan uitgeschakeld. Als de startpagina's van de
gebruikersinterface uit staan, zal de unit NIET automatisch
werken.
Om
de
beschermende functies in te schakelen, zet [4‑0E] op "0".
36 uur nadat de unit voor het eerst onder spanning werd
gezet, dat deze [4‑0E] automatisch op "0" zetten, zodat de
stand "installateur ter plaatse" wordt gestopt en de
beschermende functies ingeschakeld worden. Indien – na
de eerste installatie – de installateur terug ter plaatse komt,
moet deze [4‑0E] handmatig op "1" zetten.
10.4
Checklist tijdens inbedrijfstelling
Het
minimumdebiet
omstandigheden.
Zie
controleren" in
"6.4 De waterleidingen voorbereiden" op
pagina 19.
Ontluchten.
Proefdraaien.
Stelmotoren proefdraaien.
Functie dekvloer drogen
De functie dekvloer drogen wordt gestart (indien nodig).
Een ontluchting van de gasaanvoer uitvoeren.
De gasketel laten proefdraaien.
10.4.1
Het minimum debiet controleren
1 Controleer naargelang de hydraulische configuratie welke
ruimteverwarmingslussen
mechanische, elektronische of andere kleppen.
2 Sluit alle ruimteverwarmingslussen die kunnen worden gesloten
(zie vorige stap).
3 Start het proefdraaien van de pomp (zie
proefdraaien" op
pagina 89).
4 Ga naar [6.1.8]:
> Informatie > Sensorinformatie > Debiet
om het debiet te controleren. Tijdens het testen/proefdraaien
van de pomp kan de unit onder dit vereist minimumdebiet
werken.
Omloopklep voorzien?
Ja
Wijzig de instelling van de
omloopklep om het minimum
vereiste debiet + 2 l/min te
bereiken
Minimum nodig waterdebiet
05 modellen
08 modellen
Uitgebreide handleiding voor de installateur
88
een
stand
"installateur
automatische
werking
en
wordt
gegarandeerd
in
"Het
watervolume
en
debiet
kunnen
gesloten
worden
"10.4.4 Stelmotoren
Neen
Indien het werkelijke debiet
onder het minimumdebiet ligt,
zijn wijzigingen aan de
hydraulische configuratie vereist.
Verhoog het aantal
ruimteverwarmingslussen die
NIET kunnen worden gesloten of
installeer een drukgestuurde
omloopklep.
7 l/min
8 l/min
10.4.2
De ontluchtingsfunctie
ter
Het is heel belangrijk dat bij de inbedrijfstelling en de installatie van
de unit alle lucht uit het watercircuit wordt verwijderd. Als de
ontluchtingsfunctie aan het werken is, werkt de pomp zonder dat de
unit eigenlijk werkt en zal het ontluchten van het watercircuit
beginnen.
OPMERKING
de
Vooraleer te ontluchten, open de veiligheidskraan en
controleer of het circuit met voldoende water is gevuld. U
kunt de procedure voor het ontluchten pas beginnen
wanneer er water uit de kraan stroomt wanneer u ze
geopend hebt.
Er zijn 2 standen om te ontluchten:
Er zijn 2 standen om te ontluchten:
▪ Handmatig: de unit zal dan werken met een vaste pompsnelheid
(snel of traag) die ingesteld kan worden. De stand van de 3-
wegklep voor de optionele warmtapwatertank, alsook deze van de
omloopklep van de gasboiler, kunnen ingesteld worden. Om zeker
alle
te zijn dat alle lucht is verwijderd, wordt echter geadviseerd hun
aangepaste stand NIET aan te passen.
▪ Automatisch: de werking van de pomp is afwisselend: snel, traag
en stilstand. De stand van de 3-wegklep varieert automatisch
tussen deze voor ruimteverwarming en deze voor het bereiden
van warm tapwater. De gasboiler wordt doorlopend omzeild. Om
de gasboiler te ontluchten, voer een handmatige ontluchting uit op
de gasboiler.
Typische werkstroom
Het systeem ontluchten bestaat uit het volgende:
1
Handmatig ontluchten
2
Automatisch ontluchten
INFORMATIE
Begin eerst handmatig te ontluchten. Wanneer haast alle
lucht is verwijderd, ontlucht dan automatisch. Indien nodig,
herhaal het automatisch ontluchten tot wanneer u zeker
bent dat alle lucht uit het systeem werd verwijderd. Tijdens
de ontluchtingsfunctie is beperking [9‑0D] van de
pompsnelheid NIET van toepassing.
door
Noodzakelijke voorwaarden om te ontluchten
3
Monteer ontluchtingen op elk deel van de installatie waar de
leiding naar beneden gaat. (Bijvoorbeeld op een tank met
aansluitingen op de bovenkant).
4
Vul het circuit tot ±2 bar.
5
Ontlucht alle radiatoren en alle overige ontluchtingen op het
circuit.
6
Herhaal stappen 2 en 3 tot wanneer de druk NIET meer zakt
wanneer de radiatoren en overige punten ontlucht worden.
7
Zorg
ervoor
aanvoerwatertemperatuur,
kamertemperatuur en de startpagina van het warm tapwater
UIT zijn.
Wanneer een luchtbel de pomp blokkeert en er geen stroming meer
is, doet zich een storing 7H voor. Indien dit gebeurt, stop de
ontluchtingsfunctie en herstart de werking. Hierdoor zal de luchtbel
uit de pomp verdreven worden. Zorg ervoor dat de druk in het circuit
±2 bar bedraagt en vul zo nodig bij.
Om te controleren of de ontluchtingsfunctie afgelopen is, controleer
het debiet. Indien het constant blijft wanneer de pomp snel of traag
werkt, is de unit goed ontlucht. Om het debiet te controleren, ga naar
[6.1.8].
De ontluchtingsfunctie stopt automatisch na 42 minuten.
EVLQ05+08CAV3 + EHYHBH05AA + EHYHBH/X08AA +
dat
de
startpagina
de
startpagina
EHYKOMB33AA
Daikin Altherma hybrid warmtepomp
4P355634-1C – 2018.06
van
de
van
de