#
Code
[A.2.2.6.3]
[C-09]
Alarm-output
Geef de logica aan van de alarm-output
op de digitale I/O-printplaat tijdens een
storing.
▪ 0 (Normaal open): De alarm-output
wordt geactiveerd wanneer zich een
alarm voordoet. Met deze instelling
kan een onderscheid worden gemaakt
tussen het detecteren van een alarm
en
stroomstoring.
▪ 1 (Norm. gesloten): De alarmuitgang
wordt NIET geactiveerd wanneer zich
een alarm voordoet.
Zie tevens onderstaande tabel (logica
alarm-output).
De alarm-outputlogica
[C-09]
Alarm
0 (standaard)
Gesloten
uitgang
1
Open uitgang
Vraag-printplaat
De vraag-printplaat wordt gebruikt om het besturing energieverbruik
via digitale inputs te regelen.
#
Code
[A.2.2.7]
[D-04]
Vraag-printplaat
Geef aan dat de optionele vraag-
printplaat geplaatst werd.
▪ 0 (Nee) (standaard)
▪ 1 (Best. energ.vbr)
De energiemeting
Als de energiemeting via een externe energie- of gasmeter (ter
plaatse te voorzien) gebeurt, configureer de instellingen dan zoals
hierna beschreven. Selecteer de impulsfrequentieuitgang van elke
meter overeenkomstig de specificaties van de meter. Het is mogelijk
om een energiemeter en een gasmeter met verschillende
impulsfrequenties aan te sluiten. Als geen energiemeter of gasmeter
wordt gebruikt, selecteer dan Nee om aan te geven dat de
overeenstemmende impulsingang NIET gebruikt wordt.
#
Code
[A.2.2.8]
[D‑08]
Optionele externe kWh-meter 1:
▪ 0
geïnstalleerd
▪ 1: Geïnstalleerd (0,1 impuls/kWh)
▪ 2: Geïnstalleerd (1 impuls/kWh)
▪ 3: Geïnstalleerd (10 impuls/kWh)
▪ 4: Geïnstalleerd (100 impuls/kWh)
▪ 5: Geïnstalleerd (1000 impuls/kWh)
[A.2.2.C]
[D‑0A]
Optionele gasmeter:
▪ 0
geïnstalleerd
▪ 1: Geïnstalleerd (1 impuls/m³)
▪ 2: Geïnstalleerd (10 impuls/m³)
▪ 3: Geïnstalleerd (100 impuls/m³)
EVLQ05+08CAV3 + EHYHBH05AA + EHYHBH/X08AA +
EHYKOMB33AA
Daikin Altherma hybrid warmtepomp
4P355634-1C – 2018.06
Beschrijving
het
detecteren
van
een
Geen alarm
Geen voeding
naar de unit
Open uitgang
Open uitgang
Gesloten
uitgang
Beschrijving
Beschrijving
(Nee)
(standaard):
NIET
(Nee)
(standaard):
NIET
Spaarstand
De gebruiker kan kiezen of het schakelen tussen bedrijfsmodi
economisch of ecologisch geoptimaliseerd is. Wanneer het systeem
op Economisch is ingesteld, zal het in alle bedrijfsomstandigheden
de energiebron (gas of elektriciteit) op basis van de energieprijzen
selecteren om aldus de energiekosten te minimaliseren. Wanneer de
warmtebron op Ecologisch is ingesteld, zal de warmtebron op basis
van ecologische parameters worden geselecteerd om aldus het
verbruik aan primaire energie te minimaliseren.
#
Code
[A.6.7]
[7‑04]
Bepaalt of schakelen tussen bedrijfsmodi
economisch of ecologisch
geoptimaliseerd is.
▪ 0
energiekosten reduceren
▪ 1
primaire energie reduceren, maar niet
noodzakelijk de energiekosten
Primaire energiefactor
De primaire energiefactor geeft aan hoeveel eenheden primaire
energie (aardgas, ruwe olie of andere fossiele brandstoffen voor
enige menselijke omzettingen of transformaties) er nodig zijn om
1 eenheid van een bepaalde (secundaire) energiebron, zoals
elektriciteit, nodig is. De primaire energiefactor voor aardgas is 1.
Uitgaande van een gemiddelde elektriciteitsproductie-efficiëntie
(inclusief transportverliezen) van 40%, is de primaire energiefactor
voor elektriciteit gelijk aan 2,5 (=1/0,40). De primaire energiefactor
laat u toe om 2 verschillende energiebronnen met elkaar te
vergelijken. In dat geval wordt het verbruik aan primaire energie van
de warmtepomp vergeleken met het aardgasverbruik van de
gasboiler.
#
Code
Nvt
[7‑03]
Vergelijkt het verbruik aan primaire
energie van de warmtepomp met dat van
de ketel.
Gebied: 0~6, stap: 0,1 (standaard: 2,5)
INFORMATIE
▪ De primaire energiefactor kan altijd worden ingesteld,
maar wordt alleen gebruikt wanneer de spaarstand op
Ecologisch is ingesteld.
▪ Om de prijzen voor elektriciteit in te stellen, mag u de
overzichtsinstellingen NIET gebruiken. Stel ze in de
plaats daarvan in de menustructuur in ([7.4.5.1],
[7.4.5.2] en [7.4.5.3]). Voor meer informatie over het
instellen
van
gebruiksaanwijzing
gebruiker.
De regeling van de ruimteverwarming/-koeling
De vereiste instellingen om de ruimteverwarming/-koeling van uw
systeem te configureren worden in dit hoofdstuk beschreven. De
weersafhankelijke installateurinstellingen bepalen de parameters
voor de weersafhankelijke werking van de unit. Wanneer de
weersafhankelijke
werking
watertemperatuur
automatisch
buitentemperatuur. Lage buitentemperaturen zorgen voor warmer
water en omgekeerd. In de weersafhankelijke werking kan de
gebruiker de streeftemperatuur van het water met maximum 10°C
verhogen of verlagen.
Zie de uitgebreide handleiding voor de gebruiker en/of de
gebruiksaanwijzing voor meer details over deze functie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8 Configuratie
Beschrijving
(Economisch)(standaard):
(Ecologisch):
het
verbruik
Beschrijving
de
energieprijzen,
zie
en
de
handleiding
voor
is
geactiveerd,
wordt
bepaald
op
basis
van
de
aan
de
de
de
de
61