De standaardbehuizing van de controller heeft een NEMA type 2-beschermingsgraad. Het is de ver-
antwoordelijkheid van de installateur om ervoor te zorgen dat de standaardbehuizing voldoet aan de
omgevingscondities of dat een behuizing met een geschikte classificatie is geleverd. Controllers moeten
in een gebouw worden geïnstalleerd en zijn niet ontwikkeld voor buitengebruik. De verfkleur kan ver-
anderen als de controller lange tijd wordt blootgesteld aan ultraviolette straling.
MONTAGE
De controller van de Dieselbrandbluspomp moet stevig worden gemonteerd op een onbrandbare onder-
steunende structuur.
VLOERMONTAGE
Op de vloer gemonteerde controllers moeten aan de vloer worden bevestigd via alle gaten in de mon-
tagevoeten met hardware die het gewicht van de controller kan dragen. De montagevoeten zorgen voor
de nodige vrije ruimte van 305 mm voor stroomvoerende onderdelen.
WANDMONTAGE
Raadpleeg de maattekening van de controller voor de benodigde montagematen.
De controller wordt aan de muur bevestigd met minstens vier (4) muurankers, 2 ankers voor de boven-
ste montagebeugels en 2 ankers voor de onderste montagebeugels. Voor eenvoudige montage hebben
de beugels dezelfde middellijn. Voor een goede luchtcirculatie rondom de apparatuur is een vrije ruimte
nodig van minstens 152 mm om de controller.
1. Neem deze maat over op de muur met behulp van de maatafdruk of door de afstand tussen de
middellijnen van de onderste beugelsleuven te meten. Opmerking: De onderrand van de behui-
zing moet zich minimaal 305 mm boven de vloer bevinden voor het geval dat de pompkamer
onder water komt te staan.
2. Boor en bevestig ankers in de muur voor de onderste montagebeugels.
3. Markeer de locatie van de gaten in de bovenste montagebeugels op de muur.
4. Boor en bevestig ankers in de muur voor de bovenste montagebeugels.
5. Installeer bouten en sluitringen in de onderste ankers.
6. Lijn de gaten in de bovenste montagebeugels uit en monteer de bouten en ringen in de ankers.
7. Verdik de ankers zo nodig om de achterkant van de behuizing verticaal waterpas te stellen en de
behuizing niet te belasten.
8. Draai alle ankerbouten vast.
9. Controleer of de deur van de behuizing vrij open en dicht gaat en of de behuizing waterpas staat.
SYSTEEMDRUKAANSLUITINGEN
De controller heeft één (1) systeemdrukaansluiting nodig van de systeemleiding naar de behuizing. Hier-
voor dient de aansluitfitting van 1/2 inch van de NPT mannelijke poort op de , aan de l inker buitenkant
van de behuizing. Raadpleeg NFPA 20 voor de juiste procedure voor de detectieleiding tussen het pomp-
V2024.02
9