maken met de juiste aansluitpunten voor de lijn, belasting en besturing. Raadpleeg het juiste aan-
sluitschema voor aansluitpunten en aanvaardbare draadmaat. Raadpleeg de National Electrical
Code, NFPA 70, voor de juiste maatvoering van draden. Zorg ervoor dat:
1. De meeraderige bedrading tussen de controller en de motorklemmen 301, 302, 303, 304,
305, 310, 311, 312, 2, 3, 4 en 5 minimaal 14 AWG is.
2. De meeraderige bedrading tussen controller en motorklemmen 1, 9, 10 en 12 is minimaal
10 AWG is.
3. De meeraderige bedrading tussen controller en motorklemmen 6, 8 en 11 minimaal 8 AWG
is.
4. De voedingskabel minimaal 14 AWG is.
4. Maak alle veldaansluitingen naar de alarmfuncties op afstand en eventuele andere optionele func-
ties.
5. Sluit de netstroom aan.
6. Controleer of alle aansluitingen correct zijn aangesloten (volgens het aansluitschema) en goed
vastzitten.
7. Sluit de deur van de behuizing.
V2024.02
11