7. Zet de machine op een maaihoogte van 76 mm en draai
de messen voorzichtig rond, zodat zij in lengterichting
wijzen (Fig. 42).
8. Meet de afstanden tussen de rand van het voorste mes
(Fig. 42) en de rand van het achterste mes tot het
horizontale oppervlak. Als de rand van het voorste mes
niet 1,6–7,9 mm lager staat dan de rand van het
achterste mes, moet u de voorste draaipenstangen
afstellen.
Voorkant
2
4
Figuur 42
1. Mes in lengterichting
2. Afstand rand van voorste
maaimes
9. Om de schuinstand van de maaimachine in te stellen,
moet u de R-pen verwijderen van de gaffels van de
voorste draaipenstangen en de contramoeren losdraaien
(Fig. 43).
3
1
2
Figuur 43
1. Gaffel van voorste
draaipenstang
10. Draai aan de gaffels op de stangen om de instelling te
veranderen (Fig. 43). Om de voorkant van het maaidek
hoger te zetten, draait u de gaffels vaster (maakt u de
stangen korter). Om de voorkant van de maaimachine
lager te zetten, draait u de gaffels losser (maakt u de
stangen langer).
1078
3
1
4
3. Afstand rand van
achterste maaimes
4. Hier meten
m–5178
2. R-pen
3. Contramoer
11. Nadat u de gaffels van beide draaipenstangen in gelijke
mate hebt afgesteld, zet u de gaffels vast met de
R-pennen. Controleer nogmaals de schuinstand van de
maaimachine. Draai aan de gaffels, totdat de rand van
het voorste maaimes 1,6–7,9 mm lager staat dan de rand
van het achterste mes (Fig. 42).
12. Als de schuinstand correct is, draait u de contramoeren
vast (Fig. 41 en 43).
13. Controleer nogmaals of de maaimessen horizontaal
staan; zie Maaidek horizontaal stellen, blz. 33.
14. Controleer de hoogte van de antiscalpeerrollers; zie
Antiscalpeerrollers afstellen, blz. 18.
De riemen controleren
Controleer alle riemen om de 100 bedrijfsuren.
Controleer de riemen op scheuren, gerafelde randen,
schroeiplekken of andere schade. Vervang beschadigde
riemen.
Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens
het draaien van de riem, slippen van de messen tijdens het
maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren.
Vervang de riem als u ëen van deze zaken constateert.
Drijfriem van maaidek vervangen
1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de
neutraalstand en stel de parkeerrem in werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
3. Controleer of al vier banden de voorgeschreven
spanning hebben. Indien nodig moet u de banden
oppompen totdat ze de correcte spanning hebben; zie
Bandenspanning controleren, blz. 31.
4. Zet de machine op een maaihoogte van 38 mm.
5. Verwijder de drijfriemkappen op de buitenste assen.
6. Trek de spanpoelie in de richting die wordt aangegeven
in Figuur 44, en verwijder de riem van de poelies.
Opmerking: U mag de veer niet verwijderen.
Voorzichtig
De veer is onder spanning gemonteerd en kan
lichamelijk letsel veroorzaken.
Laat de veer op de veeroogbout zitten.
35