9.4.2 Ruiten
•
Voorkom beschadiging bij het verwijderen/plaatsen van de ruit.
!Let op
•
Vermijd/verwijder vingerafdrukken op de ruit(en) omdat deze inbranden.
Gebruik bij vingerafdrukken op de ruit(en) de meegeleverde ruitenreiniger.
!Tip
9.4.2.1 Demonteren ruit in deur
Voor het verwijderen van de ruit in de deur volgt u onderstaande aanwijzingen (zie Bijlage 2, afb. 12):
Ø
Open de deur.
Ø
Til de deur eruit door deze naar boven te schuiven.
Ø
Leg de deur op een vlakke ondergrond.
Ø
Verwijder de deurafdichting.
Ø
Draai de moertjes onder de deurafdichting uit de glasstrip.
Ø
Verwijder de glasstrips.
Ø
Til de ruit eruit. Hierbij wordt ook de ruitafdichting uitgenomen.
Vervang bij het vervangen van de ruit in de deur altijd de ruitafdichting (= afdichting tussen de ruit en de deur) èn
!Tip
de deurafdichting (= afdichting tussen de deur en de haard).
9.4.2.2 Demonteren zijruit
De zijruit moet vervangen worden in geval van een scheur of breuk in de ruit.
Ga als volgt te werk:
Ø
Draai de inbusbouten eruit (zie Bijlage 2, afb. 11). Deze handeling moet ook worden uitgevoerd bij het
schoonmaken van de zijruit.
Ø
Volg nu de stappen die zijn beschreven in paragraaf 9.4.2.1 'Demonteren ruit in deur'.
9.4.2.3 Monteren ruit in deur
Monteer de ruit in de deur volgens de stappen beschreven in paragraaf 9.4.2.1 'Demonteren ruit in deur' maar dan
in omgekeerde volgorde.
•
Draai de bouten niet te vast ter voorkoming van afbreken en/of doldraaien: vast=vast.
!Let op
•
Plaats de ruit (inclusief nieuwe ruitafdichting) met het logo rechtsonder.
•
Plaats een nieuwe deurafdichting.
•
Schuif de beide uiteindes van de deurafdichting in het meegeleverde hulsje (zie Bijlage 2, afb. 12).
Zorg ervoor dat het hulsje aan de onderzijde van de ruit wordt geplaatst.
!Let op
9.4.2.4 Monteren zijruit
Voor het monteren van de zijruit volgt u de aanwijzingen beschreven in paragraaf 9.4.2.2 'Demonteren zijruit' maar
dan in omgekeerde volgorde.
Druk de zijdeur bij het monteren goed aan voordat de inbusboutjes weer worden vastgedraaid! De zijdeur moet
!Let op
goed aansluiten op het toestel ter voorkoming van lekkage en het trekken van valse lucht.
20
I N S T A LL A T I E H A N D LE I D I N G