Voor u begint
p Wij kunnen geen compatibiliteit met alle
SD-geheugenkaarten garanderen.
p Het is mogelijk dat geen optimale presta-
ties worden verkregen met sommige SD-ge-
heugenkaarten.
p Plaats niets anders dan SD-geheugenkaar-
ten.
p Als er gegevens die verband houden met
kaartgegevens, zoals aangepaste POI-gege-
vens, op de SD-geheugenkaart zijn opgesla-
gen, zal het navigatiesysteem opnieuw
opstarten.
Een SD-geheugenkaart inbrengen
1
Haal het afneembare paneel van het
hoofdtoestel.
= Zie Verwijderen van het afneembare paneel
op bladzijde 19 voor details.
2
Steek de SD-geheugenkaart in de SD-
kaartsleuf.
Steek de kaart met de contactjes in de sleuf in
de bovenrand van het afneembare paneel en
druk de kaart naar binnen totdat deze vast-
klikt.
Labelkant
3
Bevestig het afneembare paneel aan
het hoofdtoestel.
Een SD-geheugenkaart uitwerpen
1
Tip op het kaartscherm [Menu] aan.
Het "Top Menu" scherm verschijnt.
2
Tip [SD uitw.] aan.
Er zal nu gevraagd worden om bevestiging
voor het opnieuw opstarten van het navigatie-
systeem.
3
Tip [OK] aan.
Het navigatiesysteem wordt opnieuw opge-
start en er verschijnt een bericht waarin u
wordt gevraagd om de SD-geheugenkaart te
verwijderen.
4
Haal het afneembare paneel van het
hoofdtoestel.
= Zie Verwijderen van het afneembare paneel
op bladzijde 19 voor details.
5
Druk voorzichtig tegen het midden van
de SD-geheugenkaart totdat u een klik
hoort.
De SD-geheugenkaart komt naar buiten wan-
neer u deze loslaat.
Hoofdstuk
02
13
Nl