SATEL
– Manager – de gebruiker heeft dezelfde rechten en toegang tot de functies als een
manager. Een (manager)gebruiker kan op deze manier ook de codes inzien, wijzigen
en verwijderen die een andere manager heeft aangemaakt, wat een normale gebruiker
niet kan.
Bediening – extra apparaten waarop de gebruiker het systeem mag bedienen (proximity
kaart in/uitschakel modules, blok bediendelen, code sloten, kaartlezer uitbreidingen).
Proximity kaarten / DALLAS chips – indien er proximity kaart / DALLAS iButton lezers in
het alarmsysteem gebruikt worden, dan kan een proximity kaart of een DALLAS iButton
aan de gebruiker toegevoegd worden, waarmee hij/zij het alarmsysteem kan bedienen.
Handzenders – als er in het systeem een ACU-120, ACU-270, ACU-100, ACU-250, INT-RX
of INT-RX-S module aanwezig is, dan kan er aan de gebruiker een handzender worden
gekoppeld die de gebruiker de mogelijkheid geeft om het systeem op afstand te bedienen.
Een gebruiker kan max. 2 handzenders hebben: de APT-100 handzender (ondersteund
door het ABAX systeem) en een 433 MHz handzender (ondersteund door de INT-RX of
INT-RX-S modules)
Knoppen – de knop functies zijn beschikbaar als een handzender aan een gebruiker
toegewezen is. Met deze optie is het mogelijk om een zone aan een knop toe te wijzen of
aan een combinatie van knoppen. De zone zal dan geactiveerd worden bij het indrukken
van de knop of combinatie van knoppen. De zone hoeft niet fysiek in het systeem te
bestaan (virtueel).
Gebeurtenissen (RX) / Gebeurtenissen (ABAX) – indien er aan een gebruiker een
handzender is toegekend dan kan met deze optie worden bepaald of dit wordt wel of niet
geregistreerd wordt in het logboek.
ABAX bevestiging – indien een ABAX handzender is toegekend aan een gebruiker, dan is
het mogelijk om de status van een uitgangen weer te laten geven via de LED's op de
handzender bij het indrukken van een knop.
Naam– individuele gebruikersnaam (max. 16 karakters).
11.1.1 Gebruiker types
Het is mogelijk om verschillende type gebruikers aan te maken. Hieronder een overzicht van
types en de mogelijkheden. Tussen haakjes staat de naam getoond in het bediendeel.
Normaal – standaard gebruiker.
Eenmaal [Eenmaal] – de gebruiker kan zijn code of kaart eenmaal gebruiken.
Verlengbaar [Verlengbaar] – de gebruiker heeft toegang tot het systeem voor een bepaalde
periode.
De
geldigheidsduur verstrijkt zal de gebruiker worden geattendeerd door het alarmsysteem,
om de code te wijzigen. Nadat de code gewijzigd is zal de geldigheidsduur weer starten
vanaf het begin.
Tijdelijk [Tijdelijk] – de gebruiker heeft toegang tot het systeem voor een bepaalde periode.
De geldigheidsduur dient geprogrammeerd te worden. Zodra deze periode verlopen is zal
de gebruiker geen toegang meer hebben tot het systeem.
Overval – code te gebruiken bij een overval of een onder dwang situatie. Deze code
activeert een stil alarm en stuurt een melding naar de meldkamer.
„Puls" uitgang schakelen [Puls uitgangen] – code voor het schakelen van
„Maak" uitgang schakelen [Maak uitgangen] – code voor het schakelen van M
uitgangen.
Blokkeer blok [Blokkeer blok] – deze code geeft toegang tot ingeschakelde blokken.
Gebruik van deze code blokkeert het blok voor een bepaalde tijd (de zones binnen het
blok zullen geen inbraakalarm genereren). De blokkeertijd wordt individueel voor elke
gebruiker ingesteld, met een bereik van 1 tot 109 minuten. Als er in de tussentijd een
geldigheidsduur
dient
INTEGRA
geprogrammeerd
te
worden.
Voordat
uitgangen.
PULS
AAK
14
de
/B
REEK