288
Verzorging van de auto
Trekken
Auto slepen
Wikkel een doek rond de punt van
een platte schroevendraaier om
schade aan de lak te voorkomen.
Steek een schroevendraaier in de
gleuf bij het onderste deel van de
afdekking. Maak de afdekking los
door de schroevendraaier voorzichtig
omlaag te bewegen.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 268.
Draai het sleepoog tot aan de aanslag
in een horizontale stand vast.
Sleepkabel – beter is een sleep‐
stang – aan sleepoog bevestigen.
Gebruik het sleepoog alleen om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.
Contact inschakelen om het stuurslot
op te heffen en remlichten, claxon en
voorruitwisser te kunnen bedienen.
Voorzichtig
Deactiveer de bestuurdersonder‐
steuningssystemen zoals de
actieve noodrem 3 210, omdat de
auto anders automatisch kan
remmen tijdens het slepen.
Zet de keuzehendel in neutraal.
Schakel de parkeerrem uit.
Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk
zwaarder.
Recirculatiesysteem inschakelen en
ruiten sluiten, zodat geen uitlaatgas‐
sen van de slepende auto kunnen
binnendringen.
Auto's met een automatische versnel‐
lingsbak: De auto moet voorwaarts
worden gesleept, niet sneller dan