172
Rijden en bediening
Autostop
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak
Afhankelijk van de motor zijn er twee
Autostop-versies beschikbaar. Zie de
motorgegevens voor informatie over
de motoridentificatiecode voor uw
auto 3 302.
Conventionele Autostop
Alle motoren, uitgezonderd B16DTU,
beschikken alleen over een conventi‐
onele Autostop.
Een Autostop is te activeren bij snel‐
heden onder 5 km/u.
U activeert een conventionele Auto‐
stop als volgt:
● Trap op het koppelingspedaal.
● Zet de hendel in neutraal.
● Laat het koppelingspedaal los.
Vroege Autostop
Alleen de motor B16DTU heeft een
vroege Autostop en tevens een
conventionele Autostop.
Een Autostop is te activeren bij snel‐
heden onder 14 km/u.
Een vroege Autostop wordt geblok‐
keerd bij een hellingspercentage van
meer dan 5%.
U activeert een vroege Autostop als
volgt:
● Trap het rempedaal voldoende
in.
● Trap op het koppelingspedaal.
De motor wordt afgezet terwijl het
contact ingeschakeld blijft.
De vroege Autostop wordt geblok‐
keerd als de richtingaanwijzer is inge‐
schakeld, een aanhanger is aange‐
sloten, het stuurwiel voorbij een
bepaald punt is gedraaid of de helling
groter is dan 5%.
Auto's met een automatische versnel‐
lingsbak of geautomatiseerde
versnellingsbak
Als de auto stilstaat met ingetrapt
rempedaal, wordt Autostop automa‐
tisch geactiveerd.
Melding
Een Autostop wordt aangegeven
door de naald op de AUTOSTOP-
positie op de toerenteller.
Na een herstart wordt het stationaire
toerental aangegeven.
Tijdens een Autostop blijven de
rijprestaties van de auto behouden.
Voorwaarden voor een Autostop
Het Stop/Start-systeem controleert of
aan elk van de volgende voorwaar‐
den is voldaan:
● Het Stop/Start-systeem is niet
handmatig uitgeschakeld.
● De motorkap is volledig gesloten.