Installatie
Elektrische aansluitingen
De elektrische aansluiting van
de warmtepomp moet worden
uitgevoerd door gekwalificeerd
personeel conform de
nationale wetgeving met
betrekking tot installaties. Ook
moet worden voldaan aan de
voorwaarden van de lokale
energieleverancier met
betrekking tot de aansluiting.
Onderbreek voor iedere
elektrische aansluiting of
ingreep altijd de
stroomtoevoer.
Elektrische aansluitingen en
aanwijzingen voor het instellen
De maximaal toegestane
tolerantie voor de
voedingsspanning is 2% voor
de frequentie en 6% voor het
voltage.
De warmtepomp mag niet
worden aangesloten als het
verschil in elektrische
spanning tussen de fasen
hoger is dan 2%.
Wanneer de installatie
gebruikt wordt buiten de
vermelde grenswaarden,
vervalt de garantie.
Neem indien nodig contact op met de
lokale energieleverancier. De interne
bedrading van de warmtepomp is
gerealiseerd in de fabriek
overeenkomstig het elektrische
aansluitschema van het apparaat. De
warmtepomp is uitgerust met een
elektrische schakelkast (zie figuur
hiernaast). Verwijder het onderste
voorpaneel om erbij te kunnen. De
voedingskabel en de
laagspanningskabels, bijvoorbeeld
voor de sensors, worden via
gescheiden holle buizen van het
gebouw naar de warmtepomp geleid.
AEROTOP G
Ext. zekering
[A]
G07
C13
G10
C16
G07X
32 / 40 / 50
G10X
40 / 50 / 63
G12
C20
G07-14M
C20
34
Stroomtoevoer naar het
bedieningspaneel
De stroomtoevoer moet zijn
voorzien van een mechanisme
dat in het geval van categorie
III overspanning alles volledig
uitschakelt.
De waarde van de openingsstroom
staat vermeld in de technische
gegevens en op het typeplaatje aan
de achterkant van de warmtepomp.
De stroomkabels (400 V) moeten
voldoende capaciteit hebben voor het
vermogen van het apparaat in
overeenstemming met de geldende
regelgevingen. Zorg voor een aparte
aansluiting van de elektrische
weerstand. Ook deze moet worden
uitgerust met een mechanisme dat
alles volledig uitschakelt in het geval
van categorie III overspanning.
•
De laagspanningskabels en
sensorkabels (24 V) mogen
niet in dezelfde kanalen of
goten worden geplaatst als de
stroomkabels (400 V).
•
De externe sensor van de
regelaar moet worden
gemonteerd op een
buitenmuur van het gebouw,
op een plaats die niet is
blootgesteld aan de
middagzon of andere
warmtebronnen (open
ramen,schoorstenen, en
dergelijke). Kies indien
mogelijk een plaats aan de
noordelijke of noordoostelijke
kant. Bij de activering van de
omgevingsinvloeden door
middel van een
afstandsbediening, moet de
afstandbediening worden
geplaatst in een geschikte
referentieruimte (bijvoorbeeld
de woonkamer), waar geen
externe warmtebronnen
aanwezig zijn (bijvoorbeeld
open haarden, zon,
verwarmingselementen,
luchtstromen).
AEROTOP G + elektri-
Doorsnede klembord
sch verwarmingsele-
2
[mm
]
G07 + R25 2 / 4 / 6 kW
4
G10 + R25 2 / 4 / 6 kW
4
G07X + R25 2 / 4 / 6 kW
16
16
G10X + R25 2 / 4 / 6 kW
G12 + R25 2 / 4 / 6 kW
6
G07-14M + R25 2 / 4 / 6 kW
6
2
3
1
Kabelinvoer
1
Invoer netkabel 230V of 400V2
2
Invoer laagspanning- /
sensorkabel (24V)
3
Bevestigingsschroeven
Schroeven (3) losdraaien en plaat-
bedekking naar voren schuiven
Daardoor kunnen de laagspanning- /
sensorkabel (2) er makkelijker
worden ingetrokken. Na de
kabelinvoer de bedekking weer naar
achter schuiven en de schroeven (3)
weer bevestigen.
Ext. zekering
Doorsnede klembord
C16
C20
32 / 40 / 50
16
40 / 50 / 63
16
C25
C25
4
4
6
6