Montagehandleiding
4.7 Opstelling smeerleidingen
Bij het opstellen en aanbrengen van de
smeerstofhoofdleidingen en de smeerleidingen
moeten de volgende richtlijnen gerespecteerd
worden om een storingsvrije werking van de
volledige centrale smeerinstallatie te kunnen
verzekeren.
De smeerstofhoofdleiding moet gedimensio-
neerd worden in functie van de maximaal opt-
redende druk en het maximaal optredende
debiet voor het smeeraggregaat in kwestie.
Vertrekkend van het smeeraggregaat moet de
smeerstofhoofdleiding, indien mogelijk, stij-
gend verlopen en moet zij op de hoogste
plaats van het smeerleidingsysteem ontlucht-
baar zijn.
Smeerstofverdelers aan het einde van de
smeerstofhoofdleiding moeten op een zodani-
ge wijze gemonteerd worden dat de uitlaten
van de smeerstofverdelers naar boven wijzen.
Indien de installatie oplegt dat smeerstfover-
delers onder de smeerstofhoofdleiding moeten
aangebracht worden, dan mag dat niet gebeu-
ren aan het einde van de smeerstofhoofdlei-
ding.
De te gebruiken buizen en leidingen, slangen,
afsluit- en wegventielen, armaturen, enzo-
voort, moeten voorzien zijn op de maximum
werkdruk van het smeeraggregaat, voor de to-
elaatbare temperaturen, alsook voor de te
verpompen smeerstof. Daarenboven moet het
smeerleidingsysteem door middel van een
overdrukventiel beschermd worden tegen een
ontoelaatbaar hoge druk.
Alle componen-
ten van het smeerleidingsysteem, zoals buizen
en leidingen, slangen, afsluit- en wegventie-
len, armaturen, enzovoort moeten voorafga-
and aan de montage zorgvuldig schoonge-
maakt worden. In smeerleidingsystemen
mogen geen afdichtingen naar binnen toe
uitsteken waardoor de stroming van de
smeerstof zou kunnen verhinderd worden en
waardoor eventueel verontreinigingen in het
smeerleidingsysteem terecht zouden kunnen
komen.
Opgelet!
Smeerleidingen moeten in ieder geval
afgedicht zijn. Smeerleidingen moeten in
principe op een zodanige wijze aangebracht
zijn dat er zich geen luchtzakken kunnen
Bladzijde 27
vormen. Wijzigingen van dwarsdoorsneden
van de smeerleidingen van een kleine
naar een grote dwarsdoorsnede in de
stromingsrichting van de smeerstof
dienen vermeden te worden.
Dwarsdoorsnedeovergangen moeten
geleidelijk plaatsvinden.
De stroming van de smeerstof in de
smeerleidingen mag niet door scherpe
bochten, hoekventielen, en terugslagkleppen
gehinderd worden. Onvermijdelijke wijzigingen
van de dwarsdoorsnede van de
smeerleidingen moeten met zachte
overgangen gerealiseerd worden. Plotse
richtingswijzigingen moeten indien mogelijk
vermeden worden.
Let op!
Centrale smeerinstallaties moeten in ieder
geval goed afgedicht zijn. Weglekkende
smeerstof vormt een gevaar, er ontstaat
immers gevaar op uitglijden en op
verwondingen. Bij de montage, de
werking, het onderhoud, en bij het
uitvoeren van reparaties van centrale
NL