Montagehandleiding
4.1.1 Montage van het pompenaggregaat FF en FB
De meerleidingspompenaggregaten FF en FB
moeten in een vlak opstelvlak gemonteerd
worden. Daarbij mag de basisplaat van de
pomp niet onder spanning komen te staan. Bij
de montage dient gelet te worden op voldoende
montageruimte met het oog op het uitvoeren
van service- en onderhoudswerkzaamheden
(zie bladzijde 17 en 19).
De roervleugel van de smeerpomp moet bij een
leeg reservoir en met verwijderd deksel
zichtbaar zijn om de functie en de draairichting
van de pomp door een korte inschakeling te
kunnen controleren.
Bij pompen met een elektrische vet-- of
olieniveaubewaking kan de nodige
montageruimte boven de pomp in functie van
de hoogte van het reservoir tot 400 mm
bedragen. De ingebouwde pompelementen zijn
ingesteld op een volledige slag, waarbij de
ringstukken met het terugslagventiel (1) naar
boven gericht zijn. De dopmoer (SW 24) (2)
houdt het ringstuk tegen de schroefstukken (3)
gedrukt. Indien de uitrichting van het ringstuk
gewijzigd dient te worden, moet de dopmoer
gelost worden en na het uitrichten opnieuw
aangespant worden. De aanbevolene
aanspanmomente zijn de bedieningshandleiding
Afb. 8.4.1 te ontnemen.
Een wijziging van het aantal pompelementen
kan ook achteraf plaatsvinden. Daarvoor moet
de pomp buiten bedrijf gesteld worden - zie
bedieningshandleiding, Hoofdstuk Onderhoud.
Niet gebruikte inwendige schroefdraad voor
pompelementen moet met afsluitschroeven M
20 x 1,5 (zie toebehoren bladzijde 61)
afgesloten worden.
Let op!
Pompelementen mogen niet aan de
buisaansluiting van de smeerleiding (4)
afgesloten worden.
Bladzijde 13
Fig. 2 Doorsnedeweergave pompelementen
4
1
3
Positie
Beschrijving
1
Ringstuk met terugslagventiel
2
Dopmoer
3
Schroefstukken
4
Aansluiting smeerleiding
NL
2