Onderhoud, diagnose en prob...
Symptoom
Motor draait
in verkeerde
richting
De motor
bereikt het
maximale
toerental niet
7
7
Motortoe-
rental
instabiel
Motor draait
ongelijkmatig
Motor remt
niet
Open
voedingszeke-
ringen of
geactiveerde
circuitbreaker
Onbalans van
de netstroom
> 3%
50
Mogelijke oorzaak
Draaibegrenzing motor.
Omkeersignaal actief.
Aansluiting motorfase verkeerd.
De frequentielimieten zijn
verkeerd ingesteld.
Het referentiesignaal is niet
correct geschaald.
Parameterinstellingen mogelijk
verkeerd.
Mogelijke overmagnetisering.
Remparameters mogelijk
verkeerd ingesteld. Uitloop-
tijden mogelijk te kort.
Kortsluiting tussen fasen.
Overbelasting motor.
Losse aansluitingen.
Netvoedingsprobleem (zie
beschrijving bij alarm 4,
Voedingsfaseverlies).
Probleem met de frequentiere-
gelaar.
10/2017 Alle rechten voorbehouden.
Wilo EFC, 0,25-90 kW
Test
Controleer of parameter 4-10 Draairichting
motor correct is geprogrammeerd.
Controleer of er een omkeercommando
voor de klem is geprogrammeerd via
parametergroep 5-1* Digitale ingangen.
–
Controleer de uitgangslimieten in
parameter 4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM],
parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz]
en parameter 4-19 Max. uitgangsfreq..
Controleer de schaling van het referentie-
signaal in parametergroep 6-0* Anal. I/O-
modus en parametergroep 3-1* Referenties.
Controleer de referentielimieten in parame-
tergroep 3-0* Ref. begrenz.
Controleer de instellingen van alle motorpa-
rameters, inclusief alle motorcompensatie-
instellingen. Bij een regeling met
terugkoppeling: controleer de PID-instel-
lingen.
Controleer de motorinstellingen in alle
motorparameters.
Controleer de remparameters. Controleer de
uitlooptijdinstellingen.
Er is een kortsluiting tussen fasen van de
motor of het paneel. Controleer de fasen
van motor en paneel op kortsluiting.
De motor is overbelast voor de toepassing.
Voer een prestartcontrole uit om losse
aansluitingen op te sporen.
Schuif de ingaande voedingsdraden naar de
frequentieregelaar 1 positie op: A naar B, B
naar C, C naar A.
Schuif de ingaande voedingsdraden naar de
frequentieregelaar 1 positie op: A naar B, B
naar C, C naar A.
Oplossing
Programmeer de juiste instellingen.
Schakel het omkeersignaal uit.
Zie hoofdstuk 5.5 De draairichting van de
motor controleren.
Programmeer de juiste limieten.
Programmeer de juiste instellingen.
Controleer de instellingen in parame-
tergroep 1-6* Bel. afhank. inst.. Bij een
regeling met terugkoppeling: controleer de
instellingen in parametergroep 20-0*
Terugkoppeling.
Controleer de motorinstellingen in parame-
tergroep 1-2* Motordata, 1-3* Geav.
Motordata en 1-5* Bel. onafh. inst.
Controleer parametergroep 2-0* DC-rem en
3-0* Ref. begrenz.
Hef eventueel geconstateerde kortslui-
tingen op.
Voer een opstarttest uit en controleer of
de motorstroom voldoet aan de specifi-
caties. Is de motorstroom hoger dan de op
het typeplaatje vermelde vollaststroom,
dan moet de belasting op de motor
worden verlaagd. Raadpleeg de specifi-
caties voor de toepassing.
Draai eventuele losse aansluitingen aan.
Als de niet-gebalanceerde zijde met de
draad mee verschuift, is er sprake van een
voedingsprobleem. Controleer de
netvoeding.
Als de niet-gebalanceerde zijde zich nog
steeds op dezelfde ingangsklem bevindt, is
er een probleem met de eenheid. Neem
contact op met de leverancier.
MG21L110