Inbedrijfstelling
stellen. U vindt de gegevens op het motordatablad (deze
gegevens staan gewoonlijk niet op het motortypeplaatje).
Voer een volledige AMA uit via parameter 1-29 Autom.
aanpassing motorgeg. (AMA) [1] Volledige AMA insch. of stel
de parameters handmatig in. Parameter 1-36 Ijzerverlies-
weerstand (Rfe) wordt altijd handmatig ingevoerd.
6.
Parameter 1-30 Statorweerstand (Rs).
7.
Parameter 1-31 Rotorweerstand (Rr).
8.
Parameter 1-33 Statorlek-reactantie (X1).
9.
Parameter 1-34 Rotorlekreactantie (X2).
5
5
10.
Parameter 1-35 Hoofdreactantie (Xh).
11.
Parameter 1-36 Ijzerverliesweerstand (Rfe).
Toepassingsspecifieke aanpassing bij gebruik van VVC
+
VVC
is de meest robuuste regelmodus. Deze biedt in de
meeste situaties optimale prestaties zonder verdere
aanpassingen. Voer een volledige AMA uit voor de beste
prestaties.
5.4.4 Setup PM-motor in VVC
LET OP
Gebruik een permanentmagneetmotor (PM-motor)
uitsluitend in combinatie met ventilatoren en pompen.
Stappen voor eerste programmering
1.
Activeer het gebruik van een PM-motor door
Parameter 1-10 Motorconstructie in te stellen op
[1] PM, niet-uitspr. SPM.
2.
Stel parameter 0-02 Eenh. motortoerental in op [0]
TPM.
De motorgegevens programmeren
Nadat u in parameter 1-10 Motorconstructie een PM-motor
hebt geselecteerd, zijn de PM-motorgerelateerde
parameters in parametergroep 1-2* Motordata, 1-3* Geav.
Motordata en 1-4* actief.
De benodigde gegevens zijn te vinden op het motortype-
plaatje en op het motordatablad.
Programmeer de volgende parameters in de aangegeven
volgorde:
1.
Parameter 1-24 Motorstroom.
2.
Parameter 1-26 Cont. nom. motorkoppel.
3.
Parameter 1-25 Nom. motorsnelheid.
4.
Parameter 1-39 Motorpolen.
5.
Parameter 1-30 Statorweerstand (Rs).
Voer de weerstand van de statorwikkeling in voor
fase-common (sterpunt) (R
fasegegevens beschikbaar zijn, moet u de fase-
fasewaarde delen door 2 om de waarde voor
fase-common (sterpunt) te verkrijgen.
30
Wilo EFC, 0,25-90 kW
+
+
). Wanneer alleen fase-
s
10/2017 Alle rechten voorbehouden.
6.
Parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld).
Voer de directe asinductantie van de PM-motor in
voor fase-common.
Wanneer alleen fase-fasegegevens beschikbaar
zijn, moet u de fase-fasewaarde delen door 2 om
de waarde voor fase-common (sterpunt) te
verkrijgen.
7.
Parameter 1-40 Tegen-EMK bij 1000 TPM.
Voer de tegen-EMK (fase-fase, rms-waarde) in van
de PM-motor bij een mechanisch toerental van
1000 tpm. Tegen-EMK is de spanning die door
een PM-motor wordt gegenereerd wanneer er
geen frequentieregelaar is aangesloten en de as
extern wordt gedraaid. De tegen-EMK wordt in
specificaties meestal vermeld voor het nominale
motortoerental of voor een motortoerental van
1000 tpm, gemeten tussen 2 fasen. Als de waarde
voor een motortoerental van 1000 tpm niet
beschikbaar is, kunt u de juiste waarde als volgt
berekenen: Stel, de tegen-EMK is 320 V bij 1800
tpm. De waarde bij 1000 tpm kan dan als volgt
worden berekend: tegen-EMK = (spanning/
tpm)*1000 = (320/1800)*1000 = 178. Dit is de
waarde die moet worden ingevoerd bij
parameter 1-40 Tegen-EMK bij 1000 TPM.
Motorwerking testen
1.
Start de motor bij een laag toerental (100 tot 200
tpm). Als de motor niet draait, moet u de
installatie, algemene programmering en de
motorgegevens controleren.
2.
Controleer of de startfunctie in
parameter 1-70 Startmodus PM geschikt is voor de
vereisten van de toepassing.
Rotordetectie
Deze functie is de aanbevolen optie voor toepassingen
waarbij de motor start vanuit stilstand, zoals bij pompen of
transportbanden. Bij sommige motoren is een geluid
hoorbaar wanneer de meetpuls wordt verzonden. Dit is
niet schadelijk voor de motor.
Parkeren
Deze functie is de aanbevolen optie voor toepassingen
waarbij de motor met laag toerental draait, zoals bij
windmilling in ventilatortoepassingen.
Parameter 2-06 Parkeerstroom en parameter 2-07 Parkeertijd
kunnen worden gewijzigd. Verhoog de fabrieksinstelling
van deze parameters voor toepassingen met hoge
massatraagheid.
Start de motor op het nominale toerental. Controleer de
+
VVC
PM-instellingen als de toepassing niet goed werkt.
Zie Tabel 5.7 voor de aanbevolen instellingen voor diverse
toepassingen.
MG21L110