REMKO ETF 360/460
De condensatiewarmte
De energie die door de
condensator aan de lucht wordt
afgegeven, is samengesteld uit:
1. de hoeveelheid waterdamp die
daarvoor in de verdamper is
onttrokken.
2. de elektrische aandrijfenergie.
3. de condensatiewarmte die
vrijgekomen is door het
condenseren van de waterdamp.
Bij de verandering van de vloeibare
in de gasvormige toestand moet
energie worden toegevoerd.
Deze energie wordt aangeduid als
verdampingswarmte. Zij veroorzaakt
geen temperatuursverhoging
maar is alleen noodzakelijk voor
Veiligheidsaanwijzingen
De apparaten worden voor hun
uitlevering onderworpen aan
uitgebreide controles op materiaal,
werking, en kwaliteit.
Desondanks kunnen de apparaten
gevaren opleveren als ze door
niet-geïnstrueerde personen
ondeskundig of niet volgens de
voorschriften worden gebruikt.
De volgende aanwijzingen moeten
absoluut in acht worden genomen:
De apparaten mogen niet in
■
ruimtes worden opgesteld
en gebruikt waar gevaar op
explosies bestaat.
De apparaten mogen niet
■
worden opgesteld en gebruikt
in een olie-, zwavel-, chloor- of
zouthoudende atmosfeer
De apparaten moeten rechtop
■
en stabiel opgesteld
worden
6
de verandering van vloeibaar naar
gasvormig. Omgekeerd komt
bij het vloeibaar maken van gas
energie vrij, die aangeduid wordt als
condensatiewarmte.
De hoeveelheid energie
van verdampings- en
condensatiewarmte is gelijk.
Deze bedraagt voor water:
2250 kJ/kg (4,18 kJ = 1kcal)
Dit maakt duidelijk dat door de
condensatie van de waterdamp
een relatief grote hoeveelheid
energie vrijkomt.
Als de vochtigheid die men wil
condenseren niet door verdamping
in de ruimte zelf, maar van
buiten komt, bijv. door ventilatie,
draagt de hierbij vrijgekomen
De apparaten mogen niet
■
blootgesteld worden aan een
directe waterstraal
Een vrije luchtaanzuiging
■
en luchtuitlaat moet altijd
gegarandeerd zijn
De luchtaanzuigroosters
■
moeten altijd vrij zijn van vuil
en losse voorwerpen
De apparaten mogen tijdens het
■
gebruik niet worden afgedekt
Nooit andere voorwerpen in de
■
apparaten steken
De apparaten mogen tijdens
■
het gebruik niet worden
getransporteerd
De apparaten mogen
■
alleen rechtop worden
getransporteerd
(uitlopen van water)
condensatiewarmte bij aan de
verwarming van de ruimte. In het
geval van droging vindt dus een
kringloop van de warmte-energie
plaats, die bij de verdamping wordt
verbruikt en bij de condensatie
vrijkomt. Bij de ontvochtiging
van toegevoerde lucht wordt een
groter aandeel warmte-energie
gecreëerd, die tot uitdrukking
komt als temperatuurverhoging.
De tijd die voor de uitdroging
nodig is, is in de regel niet alleen
afhankelijk van de prestatie van
het apparaat, maar deze wordt
veel meer bepaald door de
snelheid, waarmee het materiaal
of de delen van het gebouw hun
vocht afgeven.
Alle elektrische kabels buiten
■
de apparaten moeten worden
beschermd tegen beschadiging
(bijv. door dieren enz.)
De condensreservoirs moeten
■
voor iedere verandering van
plaats worden geleegd
LET Op
!
Verlengingen van de aansluitkabel
mogen alleen worden uitgevoerd
door geautoriseerd elektrotechnisch
vakpersoneel, waarbij gelet moet
worden op het opgenomen vermogen
van het apparaat en de kabellengte
en waarbij rekening moet worden
gehouden met het gebruik ter plaatse.
LET Op
!
Werkzaamheden aan de
koelinstallatie en aan de
elektrische uitrusting mogen alleen
door een speciaal geautoriseerd
vakbedrijf worden uitgevoerd!