Knopfuncties en beeldschermen
Functies die gelden voor alle handelingen op de TD-12.
Uw instellingen opslaan
Elke keer dat u een waarde verandert tijdens het bewerken,
wordt dit automatisch in het geheugen van de TD-12 opge-
slagen. Er is geen "write/save"-procedure.
Knoppen, schuifregelaars,
draaischijf en draaiknoppen
Verwijzingen naar paneelknoppen, schuifregelaars, draaischijf
en draaiknoppen worden tussen vierkante haakjes [ ] weer-
gegeven; bijvoorbeeld [SETUP].
Cursor
fig.00-001e_70
Cursor
Cursor verwijst naar de gemarkeerde tekens op de display
die een instelbare parameter aangeven. Als het weergegeven
scherm meer dan één mogelijkheid heeft, verplaatst u de
cursor met de [CURSOR]-knoppen.
fig.00-002_50
Functieknoppen ([F1]–[F5])
fig.00-003_50
De knoppen [F1]–[F5] noemen we "functieknoppen". Onder-
aan in het scherm verschijnen de namen van de functies voor
[F1]–[F5]. Als we in deze handleiding bijvoorbeeld naar [INST]
– [F2 (EDIT)] verwijzen, drukt u op [INST] en vervolgens op
[F2] (in dit geval wordt "EDIT" afgebeeld boven [F2].
24
Parameterwaarden wijzigen
fig.00-004_40
[+] en [-] (in deze handleiding voorgesteld als [+/-]) en de
[VALUE]-draaischijf worden beide gebruikt om de waarden
van de instellingen te veranderen. Beide methoden hebben
hun voordelen.
[+/-]
• Elke keer dat u [+] indrukt, verhoogt u de waarde. Elke
keer dat u [-] indrukt, verlaagt u de waarde. Dit is heel
handig voor kleine aanpassingen.
• Bij aan/uit-instellingen activeert u de instelling met [+]
en zet u ze weer uit met [-].
• Als u [+] ingedrukt houdt en op [-] drukt, wordt de
waarde snel groter. Als u [-] ingedrukt houdt en op [+]
drukt, wordt de waarde snel kleiner.
[VALUE]-draaischijf
Met de draaischijf kunt u snel grote waardeveranderingen
toepassen. Als u [SHIFT] ingedrukt houdt en aan [VALUE]
draait, verandert de waarde zelfs nóg sneller.