Installatie
Voorwaarden voor het leggen van de begrenzingskabel
Hoogte van objecten waar de
gazonmaaier overheen kan rijden
Gebieden waarin de gazonmaaier kan vallen
20
Afbeelding
Maximum
Gekruist
5 mm
interval
30 tot 50 cm
Plaats een
afscherming met
een hoogte van
15 cm of meer
Meer dan
15° (27%)
Minder dan
15° (27%)
Voorwaarde
Leg de begrenzingskabel rond objecten waar de
gazonmaaier overheen kan rijden (d.w.z. rotsen,
boomstronken, enz.); deze objecten moeten uit
het werkgebied worden verwijderd.
De
ingangs-
en
uitgangspunten
begrenzingskabel mogen maximaal 5 mm van
elkaar liggen. (De begrenzingskabel mag zichzelf
echter niet kruisen.)
Laat 30 tot 50 cm ruimte tussen de
begrenzingskabel en grote objecten.
(Deze afstand mag worden verkleind tot 30 cm
als de [Draadoverlap] op een lage waarde is
ingesteld. Raadpleeg voor meer informatie uw
dealer.)
Plaats een afscherming rondom gebieden
waar de gazonmaaier in kan vallen, zoals
ongelijkmatige grond, vijvers, zwembaden,
opritten of andere gebieden met verschillen in
hoogte.
Als het werkgebied hellingen bevat moet het aan
de volgende omstandigheden voldoen.
Het is slecht voor de gazonmaaier om de
begrenzingskabel op een te steile helling te
leggen. De reden hiervan is dat de gazonmaaier
de route volgt waarlangs de begrenzingskabel is
gelegd.
• De gazonmaaier kan worden gebruikt op
hellingen met een hellingsgraad tot 25° (47%).
Het werkgebied mag geen hellingen bevatten
die steiler zijn dan 25° (47%).
• Leg de grensdraad op plekken met een helling
die vlakker is dan 15° (27%).
• Ga als volgt te werk als u de plek waar u de
grensdraad legt een helling bevat die steiler is
dan 15° (27%).
- Leg de grensdraad niet lateraal op een
helling die steiler is dan 15° (27%).
- Leg de grensdraad lateraal op een relatief
vlakke ondergrond, met een helling die
vlakker is dan 15° (27%), als dit gebied
achter een helling ligt die steiler is dan
15° (27%). (Zie de afbeelding aan de
linkerkant.)
van
de