6.1 Eigenschappen van variabelen
Elke
variabele
standaardeigenschappen.
Eigenschappen van een variabele wijzigen
•
Tik op een variabelenaam (kolomkop) in de tabel en selecteer Eigenschappen.
•
Het dialoogvenster Eigenschappen van variabele wordt geopend.
•
Geef de eigenschappen van de variabele op.
Verbinding: De verbinding laat zien aan welke
gegevensbron de variabele is gekoppeld.
Grootheid: De unieke variabelenaam.
Eenheid: De eenheid, gedefinieerd via verbonden
gegevens. In sommige gevallen, zoals voor
sensorgegevens, kunnen deze niet worden
bewerkt.
Decimalen: het aantal decimalen dat wordt
gebruikt om gegevens in de tabel weer te geven.
Wetenschappelijke notatie: als dit is aangevinkt, worden de gegevens in de tabel
weergegeven in wetenschappelijke notatie.
Kleur: de kleur is van toepassing op de kolomkop, gegevens van de variabele in de tabel,
grafieklabels, markeringen en lijnbreedte die in grafieken worden gebruikt. Runs van
dezelfde variabele worden aangegeven door verschillende tinten van de geselecteerde
kleur.
Onzichtbaar: vink deze optie aan om de variabele in de tabel te verbergen of weer te
geven.
6.2 Run Eigenschappen
In het dialoogvenster Run Eigenschappen wordt informatie weergegeven over de meting,
zijn nummer en de naam en het aantal gegevensrijen. Het maakt het ook mogelijk om de
standaardkleur van een run te overrulen.
Aanpassen van Run Eigenschappen
•
Tik op het nummer van de Run en selecteer
Eigenschappen.
•
Geef de Run een naam.
•
Selecteer Gebruik Speciale kleur en selecteer de
kleur. Deze kleur wordt gebruikt voor grafieken van alle variabelen in deze run.
die
als
kolom
in
de
tabel
VinciLab 2 Gebruikershandleiding| 33
wordt
weergegeven,
heeft