geheugen van de sensor is opgeslagen, wordt aangegeven met 'EEPROM'.
Te gebruiken als: geeft de modus weer waarin de sensor moet werken. De meeste
sensoren worden standaard gebruikt als analoge sensoren.
•
Als u de sensormodus wilt wijzigen, tikt u op de geselecteerde modus en selecteert
u een andere modus.
•
Voor teller, digitale sensor (1-bit), frequentiemeter en tijdintervalmeter moet u de
conversie-instellingen opgeven.
Gebruik Instellen op nul of Instellen op waarde om de meegeleverde sensorkalibratie te
verschuiven naar nul of de opgegeven waarde.
Via Reset wordt de gebruikerskalibratie gereset naar de oorspronkelijke kalibratie.
Gebruik de knop Kalibreren om de kalibratie, die tot het geselecteerde bereik behoort,
te openen en indien nodig te wijzigen. De nieuwe kalibratie kan worden toegevoegd als
een nieuw bereik, of wanneer het EEPROM-bereik is geselecteerd, kan worden
opgeslagen in het geheugen van de sensor (zie verder voor meer details).
Huidige waarde: geeft de werkelijke waarde weer die door de sensor is gemeten.
Gebruik Vervangen om een andere sensor uit de sensorbibliotheek te kiezen en de
momenteel geselecteerde sensor te vervangen. Deze actie kan zelfs worden uitgevoerd
wanneer de automatisch herkende sensor is geselecteerd, waarna de instellingen worden
overruled door de instellingen van de nieuw geselecteerde sensor.
Gebruik Vervangen om de vooraf gedefinieerde sensor te vervangen door de
gedetecteerde sensor.
Gebruik Verwijderen om een dergelijke sensor uit de ingang te verwijderen.
5.6 Sensoringangsbereiken
Moderne sensoren zijn uitgerust met EEPROM-geheugen, dat de fabriekskalibratie van de
sensor opslaat. Voor deze sensoren gebruikt Coach standaard deze EEPROM-kalibratie.
Een vergelijkbare kalibratie wordt opgeslagen in de sensorbibliotheek, zodat de sensor
handmatig kan worden ingesteld. Voor veel sensoren worden ook nog een paar
kalibraties,
zogenaamde
temperatuursensor BT05 gebruikt standaard het °C-bereik, maar kan ook worden
ingesteld om te meten in °F.
Het ingangsbereik van de sensor wijzigen
•
Tik op een sensorpictogram en tik op
Invoerbereik instellen.
•
Er verschijnt een lijst met alle beschikbare
bereiken van de sensor. De afkorting
'EEPROM' geeft de kalibratie aan die is
opgeslagen in het sensorgeheugen.
•
Selecteer het gewenste bereik. De metingen
van de sensor worden dienovereenkomstig
aangepast.
sensoringangsbereiken,
aangeboden,
bijvoorbeeld
VinciLab 2 Gebruikershandleiding| 29
de