c
Draai het patroon en druk op
Opmerking
• Draai het patroon in het patroonbewerkingsscherm.
De referentierand en het referentiepunt worden
opgegeven langs de kleinste rechthoek (niet onder
een hoek) die alle geselecteerde patronen bevat.
Rechthoeken en patronen onder een hoek
A
B
a
Rechthoek
Zie "DE POSITIE VAN HET TE VERBINDEN
PATROON VERSCHUIVEN" op pagina 29 om het
eerste en tweede patroon te verbinden langs een
rand.
Rechthoeken en patronen (niet onder een hoek)
A
B
a
Rechthoek
• Wanneer u in het naaischerm op
u de hoek waaronder patronen worden verbonden.
d
.
e
f
g
h
i
A
B
j
A
B
drukt, wijzigt
Druk op
om het naaischerm weer te
geven.
Druk op
.
f
h
Zie stap
t/m
van "Oefening (drie
patronen verbinden)" om het eerste patroon
te borduren.
Selecteer het volgende patroon en druk op
.
Druk op
in het
patroonbewerkingsscherm.
Draai het patroon naar dezelfde hoek als het
eerste patroon en druk vervolgens op
Druk op
.
.
27