Onderhoud, diagnostiek en p...
Symptoom
Motor draait
in verkeerde
richting
De motor
bereikt de
maximale
snelheid niet
7
7
Motorsnelheid
instabiel
Motor draait
ongelijkmatig
Motor remt
niet
Open
voedingszeke-
ringen of
geactiveerde
circuitbreaker
Onbalans van
de netstroom
groter dan 3%
46
Mogelijke oorzaak
Draaibegrenzing motor
Omkeersignaal actief
Aansluiting motorfase verkeerd
Frequentielimieten verkeerd
ingesteld
Referentiesignaal niet correct
geschaald
Parameterinstellingen mogelijk
verkeerd
Mogelijke overmagnetisering
Remparameters mogelijk
verkeerd ingesteld. Uitloop-
tijden mogelijk te kort.
Fase naar fase kortgesloten
Overbelasting motor
Losse aansluitingen
Netvoedingsprobleem (zie
beschrijving bij Alarm 4,
Faseverl. netv.)
Probleem met de frequentie-
omvormer
®
Bedieningshandleiding VLT
Test
Controleer of 4-10 Draairichting motor
correct is geprogrammeerd.
Controleer of er een omkeercommando
voor de klem is geprogrammeerd via
parametergroep 5-1* Dig. ingangen.
Controleer de uitgangslimieten in
4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM],
4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] en
4-19 Max. uitgangsfreq.
Controleer de schaling van het referentie-
signaal in 6-0* Analoog In/Uit en
parametergroep 3-1* Referenties. Controleer
de referentielimieten in parametergroep
3-0* Ref. begrenz.
Controleer de instellingen van alle
motorparameters, inclusief alle motorcom-
pensatie-instellingen. Bij een regeling met
terugkoppeling: controleer de PID-instel-
lingen.
Controleer de motorinstellingen in alle
motorparameters.
Controleer de remparameters. Controleer de
aan-/uitlooptijdinstellingen.
De motor of het paneel heeft een kortge-
sloten fase naar fase. Controleer de motor
en het paneel op kortsluiting tussen twee
fasen.
De motor is overbelast voor de toepassing.
Voer een prestartcontrole uit om losse
aansluitingen op te sporen.
Schuif de ingaande voedingskabels naar de
frequentieomvormer 1 positie op: A naar B,
B naar C, C naar A.
Schuif de ingaande voedingskabels naar de
frequentieomvormer 1 positie op: A naar B,
B naar C, C naar A.
MG20MA10 - Rev. 2014-01-15
AQUA Drive FC 202
Oplossing
Programmeer de juiste instellingen.
Schakel het omkeersignaal uit.
Zie hoofdstuk 5.5 De draairichting van de
motor controleren.
Programmeer de juiste limieten.
Programmeer de juiste instellingen.
Controleer de instellingen in parame-
tergroep 1-6* Bel. afhank. inst. Instelling. Bij
een regeling met terugkoppeling:
controleer de instellingen in parame-
tergroep 20-0* Terugkoppeling.
Controleer de motorinstellingen in parame-
tergroep 1-2* Motordata, 1-3* Geav.
Motordata en 1-5* Bel. onafh. Instelling.
Controleer parametergroep 2-0* DC-rem en
3-0* Ref. begrenz.
Hef eventuele kortsluitingen op.
Voer een opstarttest uit en controleer of
de motorstroom voldoet aan de specifi-
caties. Als de motorstroom hoger is dan de
aangegeven vollaststroom op het motorty-
peplaatje moet de belasting op de motor
worden verlaagd. Raadpleeg de specifi-
caties voor de toepassing.
Zet losse aansluitingen vast.
Als de niet-gebalanceerde zijde met de
kabel meeschuift, is er sprake van een
voedingsprobleem. Controleer de
netvoeding.
Als de niet-gebalanceerde zijde zich nog
steeds op dezelfde ingangsklem bevindt, is
er een probleem met de eenheid. Neem
contact op met de leverancier.