Onderhoud, diagnostiek en p...
WAARSCHUWING/ALARM 2, Live-zerofout
Deze waarschuwing of dit alarm verschijnt alleen als dit
door de gebruiker is ingesteld in 6-01 Live zero time-out-
functie. Het signaal op een van de analoge ingangen is
minder dan 50% van de minimumwaarde die voor die
ingang is geprogrammeerd. Deze conditie kan worden
veroorzaakt door draadbreuk of door een signaal van een
defect apparaat.
Probleem verhelpen
•
Controleer de aansluitingen op alle analoge
ingangsklemmen. De stuurkaartklemmen 53 en
54 op signalen, klem 55 gemeenschappelijk. De
klemmen 11 en 12 van MCB 101 op signalen,
klem 10 gemeenschappelijk. De klemmen 1, 3, 5
van MCB 109 op signalen, klem 2,4, 6 gemeen-
schappelijk.
•
Controleer of de programmering van de frequen-
7
7
tieomvormer en de schakelinstellingen
overeenkomen met het type analoge signaal.
•
Voer een ingangsklemsignaaltest uit.
WAARSCHUWING/ALARM 3, Geen motor
Er is geen motor aangesloten op de uitgang van de
frequentieomvormer.
WAARSCHUWING/ALARM 4, Faseverlies netvoeding
Aan de voedingszijde ontbreekt een fase of de onbalans
van de netspanning is te hoog. Deze melding verschijnt
ook als er een fout optreedt in de ingangsgelijkrichter op
de frequentieomvormer. De opties worden
geprogrammeerd via 14-12 Functie bij onbalans netsp.
Probleem verhelpen
Controleer de voedingsspanning en voedingsstromen naar
de frequentieomvormer.
WAARSCHUWING 5, DC-tussenkringspanning hoog
De tussenkringspanning (DC) is hoger dan de waarschu-
wingslimiet voor hoge spanning. De limiet hangt af van de
nominale spanning van de frequentieomvormer. De
eenheid is nog steeds actief.
WAARSCHUWING 6, DC-tussenkringspanning laag
De tussenkringspanning (DC) is lager dan de waarschu-
wingslimiet voor lage spanning. De limiet hangt af van de
nominale spanning van de frequentieomvormer. De
eenheid is nog steeds actief.
WAARSCHUWING/ALARM 7, DC-overspanning
Als de tussenkringspanning hoger is dan de overspan-
ningsbegrenzing schakelt de frequentieomvormer na een
bepaalde tijd uit.
Probleem verhelpen
•
Sluit een remweerstand aan.
•
Verleng de aan/uitlooptijd.
•
Wijzig het type ramp.
•
Activeer de functies in 2-10 Remfunctie.
•
Verhoog 14-26 Uitschakelvertraging bij inverterfout.
38
®
Bedieningshandleiding VLT
WAARSCHUWING/ALARM 8, DC-onderspanning
Als de tussenkringspanning (DC) lager wordt dan de limiet
voor lage spanning zal de frequentieomvormer controleren
of de
24 V DC-reservevoeding is aangesloten. Als geen 24 V DC-
reservevoeding is aangesloten, schakelt de
frequentieomvormer na een vaste tijdsvertraging uit. Deze
tijdsvertraging hangt af van de eenheidgrootte.
Probleem verhelpen
•
•
•
WAARSCHUWING/ALARM 9, Omvormer overbelast
De frequentieomvormer staat op het punt van uitscha-
keling wegens overbelasting (te hoge stroom gedurende
een te lange tijd). De teller voor de thermo-elektronische
omvormerbeveiliging geeft een waarschuwing bij 98% en
schakelt uit bij 100%, waarbij een alarm wordt
gegenereerd. De frequentieomvormer kan niet worden
gereset totdat de teller onder de 90% is gezakt.
De fout is dat de frequentieomvormer gedurende een te
lange tijd voor meer dan 100% is overbelast.
Probleem verhelpen
•
•
•
WAARSCHUWING/ALARM 10, Overtemperatuur motor-
ETR
De thermo-elektronische beveiliging (ETR) geeft aan dat de
motor te warm is. In 1-90 Therm. motorbeveiliging kan
worden ingesteld of de frequentieomvormer een
waarschuwing of een alarm moet geven wanneer de teller
100% bereikt. De fout treedt op wanneer de motor
gedurende een te lange tijd voor meer dan 100% is
overbelast.
Probleem verhelpen
•
•
•
•
MG20MA10 - Rev. 2014-01-15
AQUA Drive FC 202
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt
met de spanning van de frequentieomvormer.
Voer een ingangsspanningstest uit.
Voer een soft-chargecircuittest uit.
Vergelijk de aangegeven uitgangsstroom op het
LCP met de nominale stroom van de frequentie-
omvormer.
Vergelijk de aangegeven uitgangsstroom op het
LCP met de gemeten motorstroom.
Laat de thermische belasting op het LCP
weergeven en houd de waarde in de gaten.
Wanneer de stroom hoger is dan de nominale
continustroom van de frequentieomvormer moet
de teller omhoog gaan. Wanneer de stroom lager
is dan de nominale continustroom van de
frequentieomvormer moet de teller omlaag gaan.
Controleer op oververhitting van de motor.
Controleer of de motor mechanisch overbelast is.
Controleer of de ingestelde motorstroom in
1-24 Motorstroom correct is.
Controleer of de motorgegevens in parameter
1-20 tot en met 1-25 correct zijn ingesteld.