23. VOORBEREIDING VOOR DE WERKING
1. Controleer of de vuilwaterruimte leeg is, zoniet moet het helemaal leeggemaakt worden
2. Controleer of de hoofdschakelaar van de machine op "OFF" is geplaatst
3. Controleer of de borstel correct vastgekoppeld is
4. Sluit de batterijconnector (1) aan op de machineconnector (2), versies met batterij
5. Sluit de verlengkabel aan op de kabel van de elektrische installatie en sluit vervolgens de
verlengkabel aan op het stopcontact van het stroomnet, voor de elektrische versie
6. Zet de hoofdschakelaar in de stand "ON". Op het dashboard zal onmiddellijk het display oplichten dat
het laadpeil van de batterijen aanduidt
7. Regel de hoeveelheid reinigende oplossing, bedien daarvoor de hendel (3) achteraan op de machine
8. Zet de wisser laag, trek daarvoor de hendel (4) uit zijn zitting
9. Activeer de motor van de afzuiging met de daarvoor bedoelde schakelaar (5) op het
bedieningspaneel achteraan op de machine
10. Nu kan de machine volledig efficiënt werken tot de reinigende oplossing op is of de lading van de
batterij leeg is, door de hendel aanwezigheid bediener in te schakelen (6) die de borstels in werking
stelt
Wanneer de batterijen bijna leeg zijn, begint op de display het symbool "batterij" te knipperen en valt de
borstelmotor automatisch stil; er blijft een restlading over om het drogen te beëindigen; de batterijen
moeten dus zo snel mogelijk opgeladen worden.
24. OVERLOOPMECHANISME
De machine is NIET voorzien van een overloopsysteem, omdat de inhoud van de vuilwaterruimte groter is
dan de inhoud van het reservoir met oplossing. In buitengewone gevallen is een mechanisme (vlotter) op
de achterwand van de afvalruimte aanwezig dat, wanneer het peil van het vuile water te hoog is, de
luchtdoorgang naar de zuigmotor sluit en de motor zelf dus beschermt; in dit geval zal de zuigmotor meer
lawaai maken. Schakel in dat geval de zuigmotor uit met de schakelaar (1). Maak daarna de
vuilwaterruimte leeg via de daarvoor bestemde afvoerleiding. Telkens als het reservoir van de oplossing
wordt bijgevuld, moet de vuilwaterruimte leeggemaakt worden via de daarvoor bestemde afvoerleiding.
25. VOORTBEWEGING
De aandrijving van deze machines wordt verkregen door middel van de borstel die dankzij de correcte
verdeling van de gewichten de machine kan doen voortbewegen.
AANDACHT: Wanneer achteruit wordt gereden, moet gecontroleerd worden of
de wisser omhoog geplaatst is.
WERKING
18
1
3
5
1
2
6
4