Nederlands
Analoge mode
De decoder kan ook op analoge gelijkstroom-modelspoorwegen (niet op
analoge wisselstroom modelspoorwegen!) worden gebruikt. Zodra het
voertuig op de rails wordt gezet herkent de decoder automatisch of hij
door een analoog of digitaal signaal wordt aangestuurd en stelt de
overeenkomstige bedrijfsmode in. De automatische herkenning van het
analoog bedrijf kan worden uitgeschakeld.
Het in- en uitschakelen van de functie-uitgangen is bij analoog bedrijf
niet mogelijk. Uitgangen die met F0 worden geschakeld, worden bij
gebruik op analoge gelijkstroom modelspoorwegen overeenkomstig de
rijrichting in- of uitgeschakeld, vooropgesteld, dat de retourleiding van
de lampen of de overige apparaten met de retourleiding voor alle
functies van de decoder is verbonden.
4.2. Functie-uitgangen
De decoder heeft drie functie-uitgangen waaraan naar behoefte
verbruikers kunnen worden aangesloten (bv. verlichting, rookgenerator,
elektrische koppeling):
twee uitgangen met een maximale stroom van elk 300 mA en
een uitgang met een maximale stroom van 100 mA.
Effecten voor alle functie-uitgangen
Rijrichtingafhankelijk aan-/uitschakelen.
Knipperen: frequentie, impulsduur (= verhouding tussen aan en uit)
en start tijdstip kunnen binnen een fase worden ingesteld.
Voorbeeld: Enkelvoudig knipperlicht, wisselend knipperlicht of een
strobe (flitsen).
Dimmen. Voorbeeld: De voor het analoog bedrijf bedoelde lampjes
van oudere voertuigen kunnen worden gedimd en hoeven daarom
na het inbouwen van de decoder niet te worden verwisseld.
Pagina 10
FD-R Basic 2