11
GEBRUIK
11.1
GEBRUIK IN HET STEUNSYSTEEM
verbindingsmiddelen voor positioneringsriemen
De kabellengte (L) zodanig instellen dat er geen gevaar voor vallen bestaat.
Gebruik UITSLUITEND toegestaan met:
harnasgordel volgens EN 361 en positioneringsriem volgens EN 358
-
LEVENSGEVAAR door vallen over de rand.
!
-
Het aanslagpunt (EN 795) moet zich boven of op gelijke hoogte als
de heup bevinden.
GEVAAR
-
Houd een minimale afstand tot de rand aan om vallen te voorkomen.
-
Uitsluitend werken met gespannen touw of kabel.
L
BRAKE / 200610 /www.innotech.at
11