Veilig rijden
Metalen of plastic onderdelen van de scooter kunnen na
◆
blootstelling aan zonlicht een zeer hoge temperatuur bereiken; raak
deze onderdelen niet aan om brandwonden te voorkomen.
Vermijd scherpe bochten of rijden met één hand.
◆
Houd u aan alle verkeersregels.
◆
Roken is verboden tijdens het bijvullen van brandstof.
◆
Schakel de motor uit wanneer u brandstof bijvult.
◆
Bij het op- en afstappen dient de bijrijder extra voorzichtig te
◆
zijn om te voorkomen dat hij/zij wordt verbrand door de hete
uitlaat.
De bestuurbaarheid kan variëren bij meer of minder belasting.
◆
Tijdens het rijden moet de bestuurder beide voeten op de pedalen
◆
plaatsen; de passagier moet zijn armen om het middel van de
bestuurder slaan en beide voeten op de achterste pedalen
plaatsen.
Voorkom overbelasting bij het vervoeren van voorwerpen.
◆
Zorg ervoor dat deze goed vastzitten. Extra voorzichtigheid is
geboden.
De werking van de functies is gerelateerd aan de structuur van het
◆
voertuig; willekeurige modificaties kunnen de bedienbaarheid van
het voertuig verslechteren, waardoor de levensduur wordt verkort
en de veiligheid van de bestuurder wordt belemmerd.
Willekeurige aanpassing van een voertuig is een wettelijk verboden
◆
handeling.
Aanpassing van het voertuig kan leiden tot het vervallen van de
◆
garantie.
1
7