A
Een zoomobjectief gebruiken
Gebruik de zoomring om op het onderwerp in te zoomen, zodat het een
groter gebied van het beeld vult, of zoom uit om het zichtbare gebied in
de definitieve foto te vergroten (selecteer langere brandpuntsafstanden
op de schaal voor de brandpuntsafstand om in te zoomen, kortere
brandpuntsafstanden om uit te zoomen).
z
Als u gebruik maakt van een optioneel
objectief met een motorgestuurde
zoomschakelaar, selecteer T om in te
zoomen en W om uit te zoomen. De
snelheid waarmee de camera in- en
uitzoomt varieert afhankelijk van hoe ver u
de schakelaar verschuift. De zoompositie
wordt aangeduid door de zoomhulp in de
weergave.
A
Gezichtprioriteit-AF
De camera detecteert en stelt scherp op
portretonderwerpen voor de camera
(gezichtprioriteit-AF). Een dubbele gele rand
wordt weergegeven wanneer de camera
een portretonderwerp voor de camera
detecteert (wanneer de camera meerdere
gezichten, maximaal vijf, detecteert,
selecteert de camera het onderwerp dat het dichtst bij is). Druk de
ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp in de
dubbele gele rand. De rand verdwijnt uit het weergavescherm wanneer
de camera niet langer in staat is het onderwerp te detecteren (omdat
het onderwerp bijvoorbeeld wegkijkt).
24
Inzoomen
Uitzoomen
Zoomring
Zoomhulp