Montage-instructie
5.4
Gasaansluiting
•
Afhankelijk van het type gas moet de doorsnede van de gastoevoerleiding
worden gekozen in overeenstemming met de toepasselijke voorschriften en
correct worden geïnstalleerd.
•
De verbinding kan permanent of afneembaar zijn; als slangen worden gebruikt,
moeten deze zijn gemaakt van roestvrij staal volgens DIN 3383 deel 1 of 3384.
•
Als afdichtingsmiddelen of afdichtingsmaterialen worden gebruikt voor
schroefdraadverbindingen, moeten deze worden getest en goedgekeurd door
DVGW.
•
De gasconnector bevindt zich rechtsonder op het apparaat.
•
Alle verbindingspunten tussen de installatie en het apparaat moeten op lekken
worden getest. Het wordt aanbevolen om een lekdetectiespray te gebruiken of
eventueel schuimvormende middelen die geen corrosie veroorzaken. De
aansluitpunten moeten bedekt zijn met een medium, er mogen geen luchtbellen
ontstaan. Deze controle moet ook gasafsluiters omvatten.
WAARSCHUWING!
Gebruik geen open vuur om te controleren op lekken!
Controle van de werking van de ruimte van technisch gas
•
Controleer eerst of de toestelversie (categorie en type gasset) compatibel is met
de lokaal beschikbare gasgroep of –familie. Zo niet, dan is conversie of
aanpassing aan de beschikbare gasgroep of–familie eerst noodzakelijk. Volg in
dat geval het hoofdstuk "Aanpassing of conversie naar andere gassoorten of
groepen".
•
Het apparaat moet worden gestart met de meegeleverde sproeiers voor de
nominale warmtebelasting (tabel 2 in hoofdstuk "Technische gegevens").
2956041
NL
19 / 34