Isoleer de lokale vloeistof- en gaszijdige leiding.
AANDACHT
Niet-geïsoleerde
veroorzaken.
(De leiding aan de gaszijde kan temperaturen tot ongeveer
120°C bereiken; werk met isolatiemateriaal dat tegen dergelijke
temperaturen bestand is.)
GEVAAR
Raak geen leidingen of interne onderdelen aan.
1
3
4
A
1 Compressor
2 Lokale binnen- en buitenleiding
3 Afdichting, enz.
4 Isolatiemateriaal
A Wikkel warmte-isolerend materiaal rond het leidingdeel
zodat het niet meer blootligt en breng dan vinyl tape aan
over het isolatiemateriaal.
10.3. Waarschuwingen voor het gebruik van een sifon
Om te voorkomen dat olie in de stijgleiding terug naar de compressor
zou kunnen vloeien wanneer deze is gestopt en zo vloeistof-
compressie kan veroorzaken, of de olieterugvoer kan verslechteren,
moet u om de 10 m hoogteverschil in de stijggasleiding een sifon
voorzien.
Installatieplaats sifon.
(Zie afbeelding 6)
A Buitenunit
B Binnenunit
C Gasleiding
D Vloeistofleiding
E Olieafscheider
H Installeer de sifon bij ieder hoogteverschil van 10 m.
Een sifon is niet nodig wanneer de buitenunit hoger staat dan de
binnenunit.
RZQG71~140L + RZQSG100~140L
Split-systeem airconditioners
4P339538-1 – 2013.01
leidingen
kunnen
condensatie
2
11. Lektest en vacuümdrogen
Voer de volgende stappen uit wanneer alle leidingwerkzaamheden
voltooid zijn en de buitenunit is aangesloten op de binnenunit:
controleer op lekken in de koelmiddelleiding
verwijder alle vocht uit de koelmiddelleiding door middel van
vacuümdrogen.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld regenwater
in de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder
beschreven tot alle vocht is verwijderd.
11.1. Algemene richtlijnen
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest.
Gebruik een 2-traps vacuümpomp met terugslagklep die tot
–100,7 kPa (5 Torr absoluut, –755 mm Hg) kan vacumeren.
Sluit de vacuümpomp aan op zowel de servicepoort van de
gasafsluiter als de vloeistofafsluiter voor een betere efficiëntie.
AANDACHT
Ontlucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuüm-
pomp om de installatie te ontluchten. Er is geen extra
koelmiddel voor ontluchting.
Zorg ervoor dat de gasafsluiter en vloeistofafsluiter
goed gesloten zijn alvorens over te gaan tot de lektest
of het vacuümdrogen.
11.2. Setup
(Zie afbeelding 8)
1 Manometer
2 Stikstof
3 Koelmiddel
4 Weegapparaat
5 Vacuümpomp
6 Afsluiter
11.3. Lektest
De lektest moet conform EN378-2 zijn.
1
Vacuümlektest
1.1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding tot
–100,7 kPa (5 Torr).
1.2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
1.3 Als de druk stijgt, kan het systeem vocht (zie de paragraaf
"Vacuümdrogen") of lekken bevatten.
2
Druklektest
2.1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2 MPa
(2 bar).
Stel de meterdruk nooit in op een waarde die groter is dan
de maximum bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0 MPa
(40 bar).
2.2 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle
leidingverbindingen.
AANDACHT
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij
uw groothandelaar.
Gebruik geen zeepsop, aangezien dit de flaremoer
kan doen barsten (zeepsop kan zout bevatten, en dit
absorbeert vocht, dat kan bevriezen wanneer de
leiding koud wordt), en/of corrosie van de flare-
verbindingen kan veroorzaken (zeepsop kan ammo-
nia bevatten dat een corrosief effect veroorzaakt
tussen de messing flaremoer en de koperen flare).
2.3 Verwijder alle stikstofgas.
Montagehandleiding
12