Reiniging en afstelling
+
38
6.2.3 Afstelling onder vacuüm
6.2.3
Afstelling onder vacuüm
AANWIJZING
AANWIJZING
De afstelling onder vacuüm vindt in principe plaats op de
meetbereikeindwaarde 0 mbar.
Pomp tot een zo diep mogelijk eindvacuüm.
>
Controleer indien mogelijk de nauwkeurigheid van het
>
eindvacuüm met een gekalibreerd referentiemeetapparaat
voor vacuüm.
Sensor afstellen onder vacuüm
1. Sluit het meetapparaat aan op een vacuümpomp die tot een
eindvacuüm kleiner < 0,5 mbar afpompt, bijv. op een schuif-
schoepenpomp.
2. Houd op het uitgeschakelde meetapparaat de toets
OMHOOG/OMLAAG
OMHOOG/OMLAAG
toets AAN/UIT
AAN/UIT.
5 Weergave afstelmodus – slechts circa 20 seconden
actief.
Weergave alleen bij vacuüm kleiner dan < 20 mbar
(15 Torr).
3. Druk zo vaak op de toets OMHOOG/OMLAAG
wordt weergegeven.
Wijzigen van de pijlrichting met toets MODE
= waarde verkleinen /
5 Waarde voor vacuüm < 0,5 mbar.
ingedrukt en druk vervolgens op de
OMHOOG/OMLAAG
MODE
GA-nr.: 20901504_NL_DVR 2pro_V1.4_130120
tot 0 mbar
= waarde vergroten