4.5.3
Stroomfactor
De stroomfactor ligt in het bereik tussen 0,4 en 2,10. Bij gelijke basisinstellingen
(km/u, werkbreedte, kg/ha) geldt:
Bij verhoging van de stroomfactor verlaagt de doseerhoeveelheid.
Bij verlaging van de stroomfactor verhoogt de doseerhoeveelheid.
Kent u de stroomfactor uit vroegere afdraaiproeven of uit de strooitabel, dan kunt
u deze in dit menu manueel invoeren.
Via het menu Afdraaiproef kan de stroomfactor met behulp van de QUAN-
TRON-K2 worden bepaald en ingevoerd. Zie hoofdstuk
pagina 35
De berekening van de stroomfactor hangt af van de gebruikte bedrijfsmodus.
Meer informatie over de stroomfactor vindt u in het hoofdstuk
4.6.2: AUTO/MAN-modus, pagina
Stroomfactor invoeren:
1. Menu Strooimiddelinstellingen > Stroomfactor oproepen.
Op het display verschijnt de op dat moment ingestelde stroomfactor.
2. Voer de nieuwe waarde in het invoerveld in.
Zie hoofdstuk
pagina
Indien uw strooimiddel niet in de strooitabel voorkomt, voert u de stroomfactor
1,00 in.
In de bedrijfsmodus AUTO km/h adviseren wij dringend, een afdraaiproef uit
te voeren, om de stroomfactor voor deze strooistof exact te bepalen.
3. Invoer bevestigen door op de entertoets te drukken.
De nieuwe waarde is in de bedieningsunit opgeslagen.
4.10.2: Invoer van waarden met behulp van de cursortoetsen,
66.
Bediening QUANTRON-K2
LET OP
LET OP
45.
LET OP
4.5.5: Afdraaiproef,
4
33