5.5.3
Lengte van de monding
Bij het kiezen van de lengte van de monding moet u rekening
houden met de voorschriften van de ketelfabrikant. De kop moet
in ieder geval langer zijn dan de totale dikte van de keteldeur en
het hittebestendig materiaal.
De beschikbare lengtes L zijn:
Monding
RS 68-120/E BLU
RS 160-200/E BLU
5.6
Stand sonde-elektrode
Alvorens de brander op de ketel te bevestigen
controleer, door de opening van de monding, of
de sonde en de ontstekingselektrode wel in de
juiste stand staan zoals in Afb. 16.
OPGELET
Indien tijdens de vorige controle bleek dat de positionering van de
sonde of van de elektrode niet correct was, moet het volgende
uitgevoerd worden:
verwijder de schroef 1)(Afb. 15)
verwijder het interne deel 2)(Afb. 15) van de kop en voer de
ijking uit.
Draai de sonde niet; laat deze gepositioneerd zo-
als in Afb. 16; als de sonde te dicht bij de ontste-
kingselektrode staat, kan de versterker van de
controledoos beschadigd worden.
OPGELET
Respecteer de afmetingen die worden aangeduid
in Afb. 16.
OPGELET
20094930
Kort (mm)
Lang (mm)
255
390
373
503
Sonde
D1209
Installatie
Voor ketels met circulatie van rookgassen vooraan 13)(Afb. 17)
of met vlaminversiekamer, moet een vuurvaste bescherming 11)
aangebracht worden tussen het vuurvaste materiaal van de ketel
12) en de monding 10).
De bescherming moet zodanig aangebracht worden dat de mon-
ding verwijderd kan worden.
Voor ketels waarvan de voorkant met water gekoeld wordt, is
geen vuurvaste bescherming 11)-12)(Afb. 17) nodig als de fabri-
kant van de ketel er niet uitdrukkelijk om vraagt.
Tab. O
1
2
Elektrode
26
NL
D7951
Afb. 15
Afb. 16