3.
Test de netwerkcommunicatie door een ping-opdracht uit te voeren op het netwerk.
a.
Open een opdrachtregel op uw computer. In Windows: klik op Start, klik op Uitvoeren en typ
vervolgens cmd.
b.
Typ ping, gevolgd door de naam van uw draadloze netwerk (SSID).
c.
Het netwerk functioneert als er op het scherm retourtijden worden weergegeven.
4.
Controleer of de router of het apparaat is verbonden met hetzelfde netwerk waarmee uw computer is
verbonden.
a.
Druk een configuratiepagina af.
b.
Vergelijk de naam van het draadloze netwerk (SSID) op het configuratierapport met de SSID in de
printerconfiguratie op uw computer.
c.
Als de cijfers niet hetzelfde zijn, zijn de apparaten niet aangesloten op hetzelfde netwerk. Configureer
de draadloze instellingen voor het apparaat opnieuw.
124 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen
NLWW