In RS422 modus
De fysische verbinding tussen de PLC en OctoBUS 64 centrale dient gerealiseerd respecterend
de standaardvereisten van RS422:
• De kabellengte mag de 300 m niet overschrijden
• De kabel moet zijn eigen blindering hebben
• De blindering van de kabel dient verbonden te worden met de massa van de PLC
• Gebruik een paar getorsadeerde geleiders per signaal (1 paar TX+/TX-, 1 paar RX+/RX-)
De gebruikte kabel mag dezelfde zijn als gebruikt voor de CAN bus (type FTP Cat 5E –
) of een ander type compatibel met de RS422 norm (bijvoorbeeld TPVF).
"Kabel voorbeeld" - p14
CAN Master
Interface
8mm
(connector Ext)
RX+
1
RX-
Kabel FTP Cat. 5E
2
TX+
3
TX-
4
GND
8
Max. 300m
Fig. 53
RX+
Moederkaart
RX-
TX+
TX-
GND
PLC
Fig. 54
Raadpleeg de documentatie van de PLC voor een
gedetailleerde beschrijving van zijn aansluiting.
28
of TPVF
Blindering
Connector Ext.
1
Y
CAN Master Interface
2
Z
3
A
4
B
5
6
7
8
GND
Dip Switches
ON
1 2 3 4
• Ontmantel de geleiders van de
kabel over een lengte van 8 mm.
PLC
• Aan de PLC zijde, 1 paar
RX+
geleiders aansluiten op TX+ en
RX-
TX-, 1 paar aan RX+ en RX-, en 1
TX+
geleider aan GND.
TX-
GND
• Verbind de blindering van de
kabel aan de massa van de PLC
(GND).
• Sluit de klemmen 1, 2, 3, 4 en 8
van de Ext connector van de CAN
Master Interface kaart aan op het
andere kabeleinde (
• Plaats de selector Ext/PC van
de CAN Master Interface kaart op
de Ext positie.
Plaats de Dip Switches van de
CAN Master Interface kaart op de
volgende manier:
Switch
1
2
Selector Ext.
3
4
).
Fig. 54
Stand
OFF
ON
OFF
OFF
OctoBUS 64 - Installatie
Man-OBus-IN-Nl-V2R0.doc
Vgl.