3.5.
Aansluiting van de detectors aan de centrale
Oranje/Wit
Bruin/Wit
Groen/Wit
Blau/Wit
Afscherming
Blau
Bruin
Groen
Kabel FTP
Oranje
4x2x0.5mm
1
2
3
4
5
Detector 1
Fig. 35
De vermelde kabel is voorzien van een afscherming die de stabiliteit van
de digitale signalen garandeert tegen elektromagnetische storingen. Op
een detector waar 2 kabels toekomen dient de afscherming van beide
kabels met de aansluitklem 3 (SHD) verbonden te worden.
Moederkaart
Jumper JP201
A
Centrale
Centrale
CAN Master
CAN Master
Bus
Bus
JP201 ON
JP201 OFF
R
124Ω
Det.
Det.
Fig. 36
Voor de aansluiting van een centrale met meer dan 8 detectors (metalen behuizing
), raadpleeg het met de installatie meegeleverde kableringschema.
p3
OctoBUS 64 - Installatie
Man-OBus-IN-Nl-V2R0.doc
1
V-
Centrale
2
CAN L
Dalemans
3
SHD
4
OctoBUS 64
CAN H
5
V+
1
2
3
4
5
Detector 2
Laatste
Detector
CAN Master Interface
B
Bus
1
Det.
Aarding
• Zorg ervoor dat de kabels, die
van de detectors komen en die van
de centrale bij het aansluiten
overeenkomen met de klemmen
van de CANbus en de kaart CAN
R
Master Interface
124Ω
• Verbind de afscherming van elke
kabel aan de detectorkant met
aansluitklem 3 (SHD).
1
2
3
4
5
Opmerking :
De detector op het einde van het
bus
worden met een weerstand van
124 Ohms geplaatst tussen de
aansluitklemmen
"Kableringsprincipe" - p15).
• Aan de zijde van de centrale
moet de afscherming van de
kabels met de aansluitklemmen 3
(SHD) verbonden worden.
• Verbind deze aansluitklem met
de aarding.
Opmerkingen :
Indien de centrale zich op het
einde van het bussegment bevindt
, laat de jumper JP201 zitten.
(A)
4
5
2
3
Indien
aftakkingen van de bus zit
verwijder de jumper
Afscherming
(Fig. 36).
segment
moet
uitgerust
2
en
de
centrale
tussen
.
4
(Vgl.
2
,
(B)
Fig. 3 -
17