11.1
Strooihoekinstelling van de harken
Aanwijzing
•
De instelling van de strooihoek van de schuddertanden moet aangepast worden aan de
eigenschappen van de bodem en aan het strooimateriaal.
•
Deze vindt plaats op de loopwielen van de machine.
Voorwaarde:
–
De machine bevindt zich in de werkstand met licht omhoog bewegen harkbalken (<20 cm)
en de afsluitkranen zijn gesloten.
Afb. 29
Als uitgangspunt voor de strooihoek geldt het volgende:
Vlakste strooihoek II:
•
grote opnamebreedte
•
kort materiaal
•
breedliggend materiaal
•
Voer minder dan 40% vochtgehalte
Steilste strooihoek I:
•
hoog spreiden
•
lang gewas
•
bij maaizwaden betere strooiwerking
•
kuilvoer
•
voer meer dan 40% vochtgehalte
KW672004
Instellingen
63