5
Montage
De boiler wordt compleet gemonteerd geleverd.
▶ Boiler op schade en volledigheid controleren.
5.1
Opstelling
5.1.1
Eisen aan de opstellingsplaats
OPMERKING: Schade aan de installatie door onvol-
doende draagkracht van het opstellingsoppervlak of
door een niet geschikte ondergrond.
▶ Waarborg, dat het opstellingsoppervlak vlak is en
voldoende draagkracht heeft.
▶ Boiler op de sokkel plaatsen wanneer het gevaar bestaat, dat op de
opstellingsplaats water op de vloer kan verzamelen.
▶ Boiler droog en in vorstvrije binnenruimten opstellen.
▶ Minimale hoogte van de ruimte ( tab. 9, pagina 54) en minimale af-
standen tot de wand in de opstellingsruimte respecteren
( afb. 6, pagina 56).
5.1.2
Tapwaterboiler opstellen
▶ Boiler opstellen en uitlijnen ( afb. 7 tot afb. 8, pagina 57).
▶ Teflonband of teflonkoord aanbrengen ( afb. 9, pagina 57).
5.2
Hydraulische aansluiting
WAARSCHUWING: Brandgevaar door soldeer- en las-
werkzaamheden!
▶ Neem bij soldeer- en laswerkzaamheden geschikte
veiligheidsmaatregelen, omdat de warmte-isolatie
brandbaar is. Bijv. warmte-isolatie afdekken.
▶ Boilermantel na de werkzaamheden op schade con-
troleren.
WAARSCHUWING: Gevaar voor de gezondheid door
vervuild water!
Onzorgvuldig uitgevoerde montagewerkzaamheden ver-
vuilen het drinkwater.
▶ Installeer de boiler hygiënisch conform de landspeci-
fieke normen en richtlijnen.
5.2.1
Boiler hydraulisch aansluiten
Installatievoorbeeld met alle aanbevolen ventielen en kranen
( afb. 10, pagina 57).
▶ Installatiemateriaal gebruiken dat tot 160 °C hittebestendig is.
▶ Er mogen geen open expansievaten worden gebruikt.
▶ Bij drinkwater-verwarmingsinstallaties met kunststof leidingen me-
talen koppelingen gebruiken.
▶ Aftapleiding conform de aansluiting dimensioneren.
▶ Bouw geen bochten in de aftapleiding in, anders kan de installatie
niet goed gespuid worden.
▶ Oplaadleidingen zo kort mogelijk uitvoeren en isoleren.
▶ Bij gebruik van een terugslagklep in de aanvoerleiding naar de koud-
waterinlaat: veiligheidsklep tussen terugslagklep en koudwaterinlaat
inbouwen.
▶ Wanneer de rustdruk van de installatie hoger is dan 5 bar, een druk-
reduceer inbouwen.
▶ Alle niet gebruikte aansluitingen afsluiten.
5.2.2
Veiligheidsklep inbouwen (bouwzijdig)
▶ Bouwzijdig een typebeproefd, voor drinkwater toegelaten, veilig-
heidsklep (DN 20) in de koudwaterleiding inbouwen ( afb. 10,
pagina 57).
W 120/160/200-5 P | W 200-5 EP
▶ Installatiehandleiding van de veiligheidsklep respecteren.
▶ De uitblaasleiding van de veiligheidsklep moet in het tegen bevrie-
zing beschermde gebied via een ontwateringsplaats uitmonden,
waarbij de plaats vrij moet kunnen worden geobserveerd.
– De uitblaasleiding moet minimaal overeenkomen met de uitlaatdi-
ameter van de veiligheidklep.
– De uitblaasleiding moet minimaal het debiet kunnen afblazen, die
in de koudwaterinlaat mogelijk is ( tab. 4, pagina 49).
▶ Instructiebord met de volgende tekst op de veiligheidsklep aanbren-
gen "Uitblaasleiding niet afsluiten. Tijdens het verwarmen kan be-
drijfsmatig water ontsnappen."
Wanneer de rustdruk van de installatie hoger wordt dan 80 % van de aan-
spreekdruk van de veiligheidsklep:
▶ Drukreduceer voorschakelen ( afb. 10, pagina 57).
Netdruk
Aanspreekdruk
(rustdruk)
veiligheidsventiel
6 bar
< 4,8 bar
5 bar
6 bar
8 bar
5 bar
8 bar
6 bar
7,8 bar
10 bar
Tabel 7 Keuze van een geschikte drukreduceer
5.3
Warmwatertemperatuurvoeler monteren
Voor de meting en bewaking van de tapwatertemperatuur op de boiler
de tapwatertemperatuursensor op meetpunt [7] monteren
( afb. 3, pagina 55).
▶ Tapwatertemperatuursensor monteren ( afb. 11, pagina 58). Let
erop, dat het voelervlak over de gehele lengte contact heeft met het
dompelhulsvlak.
5.4
Elektrisch verwarmingselement
(toebehoren, alleen voor W 200-5 EP)
▶ Elektrisch verwarmingselement conform de separate installatie-
handleiding inbouwen.
▶ Na afronden van de complete boilerinstallatie een randaardecontrole
uitvoeren (ook metalen koppelingen daarin betrekken).
Montage | 51
drukverminderaar
in de EU
buiten de EU
Niet nodig
max. 4,8 bar
Niet nodig
max. 5,0 bar
niet nodig
max. 5,0 bar
niet nodig
6 720 821 085 (2019/10)