BESCHRIJVING EN CONFIGURATIE VAN INSTELLINGEN
c= instellingen compressorbesturing
c1 Minimale AAn-tijd
Stelt de minimale activeringstijd voor de compressor in, ona-
fhankelijk van de vraag (zie schema's aan het eind van de
paragraaf).
Bereik: 0÷300s Stand.: 60
c2 Minimale uiT-tijd
Stelt de minimale uitschakeltijd voor de compressor in, ona-
fhankelijk van de vraag (zie schema's aan het eind van de
paragraaf).
Bereik: 0÷900s Stand.: 60
c3 Minimale tijd tussen twee starts
Stelt de minimale tijd in tussen twee achtereenvolgende starts
van dezelfde compressor, onafhankelijk van de vraag. Dit
begrenst het aantal starts door middel van tijd (zie schema's
aan het eind van de paragraaf).
Bereik: 0÷900s Stand.: 360
c4 Minimale tijd tussen starts van twee compressoren
Stelt de minimale tijd in tussen achtereenvolgende starts van
twee compressoren (indien geconfigureerd voor 2 comp.).
De inschakelvertraging van de compressoren zorgt ervoor
dat de lijn niet overbelast raakt door dicht opeenvolgende of
gelijktijdige pieken.
Bereik: 0÷300s Stand.: 30
c5 uiT-vertraging tussen de twee compressoren
Stelt de minimale tijd in die moet verstrijken tussen het
uitschakelen van verschillende compressoren.
Bereik: 0÷300s Stand.: 0
c6 Compressorrotatie
Met deze functie kunnen de prioriteiten voor starten en
uitschakelen van de compressoren worden gewisseld.
0= rotatie uitgeschakeld
1= rotatie ingeschakeld (met H5= 2 of 5).
De rotatie is FIFO, wat betekent dat de eerste compressor die
wordt ingeschakeld, ook als eerste wordt uitgeschakeld.
Bereik: 0÷1 vlag Stand.: 0
c7 Comp. AAn-vertraging vanaf start toevoerventilator
Stelt de minimale tijd in die moet verstrijken tussen het starten
van de ventilator en het activeren van de compressor.
Bereik: 0÷300s Stand.: 20
c8 drempel urenteller voor compressorbedrijf
Stelt het aantal bedrijfsuren voor de compressor in waarna er
een onderhoudsvraag wordt gemeld.
0= deze functie wordt niet gebruikt.
Bereik: 0÷30000 uur Stand.: 0
c9 urenteller compressor 1
cA urenteller compressor 2
Geeft het aantal bedrijfsuren aan van compressor 1 en/of 2.
Door tegelijkertijd te drukken op
gave van deze instelling, wordt de urenteller gereset (alleen
in GEBRUIKER of FABRIEK-stand) en wordt een eventuele
onderhoudsvraag verwijderd. De urenteller wordt onderbroken
tijdens het programmeren van de instellingen, en de gegevens
worden ieder half uur naar de EEPROM geschreven.
Bereik: 0÷30000 uur Stand.: 0
en
knop tijdens de weer-
F= instellingen ventilatorbesturing
F1 Bedrijfsstand ventilator
Deze instelling moet op 0 staan tijdens het instellen van grens
F2 en F3.
0= altijd AAN
1= proportionele snelheidsregeling met minimum snelheid
2= proportionele snelheidsregeling met afschakeling
Waarden 1 of 2 geven de proportionele werking van de toevo-
erventilator weer met Hb=0; indien er echter fase-aansnijding
wordt gebruikt voor de condensorventilator met Hb= 1 of 2, is
de werking als beschreven in de schema's aan het eind van
de paragraaf. De ventilator wordt alleen geactiveerd wanneer
tenminste één van de compressoren aan is. In geval van stor-
ing van condensatievoeler B3, wordt de ventilator geforceerd
ingeschakeld op maximale snelheid (F8) indien de buitentem-
peratuur (B2) hoger is dan 15°C; maar als de temperatuur lager
is dan 15°C, werkt de ventilator op de gemiddelde waardes
van F7 en F8.
Bereik: 0÷2 vlaggen Stand.: 1
F2 Minimum drempel Triac-voltage
F3 Maximum drempel Triac-voltage
Voor proportionele ventilatorsnelheidsregeling moet voeding-
skaart MCHRTF*0A0 zijn geïnstalleerd. In dit geval moeten
instellingen F2 en F3 worden gebruikt om het minimum en
maximum voltage aan de uitgang te verkrijgen, dat geschikt
is voor de gebruikte motor. De ingestelde waarden komen
niet overeen met het effectieve voltage in Volt, maar met een
interne berekening van de µAC. Stel met de CONV0/10A0
module, of met FCS3** driefase-regelaars F2= 0 en F3= 100
in.
Bereik F2: 0÷F4 stap Stand. F2: 35
Bereik F3: F3÷100 stap Stand. F3: 75
F4 duur van Triac-puls
Vertegenwoordigt de breedte, in milliseconden, van de aan-
puls voor de Triac. Stel voor inductieve motoren F4= 2 in; maar
voor capacitatieve motoren of bij de CONV0/10A0 module, of
met FCS3** driefase-regelaars, stelt u F4= 0 in.
Bereik: 0÷15ms Stand.: 2
F5 Regelband percentage voor minimum snelheid of
temp./druk voor minimum snelheid tijdens condensatie
F6 Regelband percentage voor maximale snelheid of
temp./druk voor maximale snelheid tijdens condensatie
Indien de ventilatorsnelheidsregelaar wordt gebruikt voor het
besturen van de hoofdventilator, vertegenwoordigen F5 en
F6 het percentage van de regelband; maar indien deze wordt
gebruikt voor het besturen van de condensorventilator, zijn F5
en F6 absolute temperatuur- of drukwaarden (zie Fig. 7).
Waarschuwing: indien de instelling een temperatuur weer-
geeft, wordt deze niet automatisch geconverteerd naar Fahr-
enheit indien instelling /C wordt veranderd (zie schema's
aan het eind van de paragraaf).
Bereik F5: 0÷F6%, °C, °F F5: /4÷F6 bar Stand. F5: 20
Bereik F6: F5÷100% F5÷158°C, °F F5÷/5 bar Stand. F6:
100
F7 Minimale uitgangswaarde
Geeft een snelheidswaarde boven de minimum waarde,
ingesteld met F2. (zie schema's aan het eind van de para-
graaf).
Bereik: 0÷F8% Stand.: 10
IOM / @DNOVA-µAC-0907-D - Page 7