Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Voeler-Instellingen - Lennox @DNOVA 2MAC Installatie-, Bedienings- En Onderhoudshandleiding

Geavanceerde regelaar
Inhoudsopgave

Advertenties

BESCHRIJVING EN CONFIGURATIE VAN INSTELLINGEN

= voeler-instellingen

1 Aanwezigheid externe buitenvoeler B2
Stelt de aanwezigheid in van voeler NTC B2; de overeenkom-
stige functie moet worden geselecteerd via instelling HC.
0= voeler afwezig
1= NTC Carel-voeler
Bereik: 0÷1 vlag Stand.: 0
2 Type voeler B3
Stelt het type voeler B3 in (0-20mA, 4-20mA, 0-1V).
nB. naast deze instelling moet ook de jumper worden
ingesteld (B3 selectie - zie Fig. 3).
Selecteer de overeenkomstige functie met instelling Hd.
0= voeler afwezig
1= 0÷1V of 0÷20mA
2= 4÷20mA
Bereik: 0÷2 vlaggen Stand.: 0
3 Aanwezig toevoerluchtvoeler B4
Stel de aanwezigheid van NTC voeler B4 in.
0= voeler afwezig
1= NTC Carel-voeler (activeert tevens het overeenk. alarm in
de koelfunctie, zie instelling Pd.)
Bereik: 0÷1 vlag Stand.: 0
4 Minimum waarde gemeten door ingang B3 bij 0mA,
A Digitaal filter
Stabiliseert de coëfficiënt die wordt gebruikt tijdens het digitaal
filteren van de gemeten waarde. Met hoge waarden voor deze
instelling kunnen tijdelijke storingen op de analoge ingangen
worden uitgeschakeld (maar de meetsnelheid wordt lager).
De aanbevolen waarde is 4.
Bereik: 1÷15 Stand.: 4
b ingangslimiet
Stabiliseert de maximale variatie die kan worden gemeten door
de voelers tijdens een programmacyclus van de machine; in
de praktijk liggen de maximaal toegestane variaties ongeveer
tussen de 0,1 en 1,5 units (bar, °C of °F afhankelijk van de voe-
ler en de meeteenheid) per seconde. Met lage waarden voor
deze instelling kunnen de effecten van plotseling optredende
storingen worden beperkt. Aanbevolen waarde 8.
Bereik: 1÷15 Stand.: 8
Page  - IOM / @DNOVA-µAC-0907-D
4mA of 0Vdc
Met deze instelling kan de minimum waarde voor voeler B3
worden ingesteld.
Bereik: 0÷/5%rV, bar Stand.: 0
5 Maximale waarde gemeten door ingang B3 bij 20mA
of 1Vdc
Met deze instelling kan de maximale waarde voor voeler B3
worden geconfigureerd.
Bereik: /4÷100%rV, bar Stand.: 100
6 Kalibratie ingang B1
Corrigeert de waarde gemeten door B1.
Bereik: -6,0 ÷ 6,0°C –10,8 ÷ 10,8°F Stand.: 0,0
7 Kalibratie ingang B2
Corrigeert de waarde gemeten door B2.
Bereik: -6,0 ÷ 6,0°C –10,8 ÷ 10,8°F Stand.: 0,0
8 Kalibratie ingang B3
Corrigeert de waarde gemeten door B3.
Bereik: -10,0 ÷ 10,0%rV, bar Stand.: 0,0
9 Kalibratie ingang B4
Corrigeert de waarde gemeten door B4.
Bereik: -6,0 ÷ 6,0°C –10,8 ÷ 10,8°F Stand.: 0,0
C Meeteenheid
Stelt de meeteenheid voor de weergegeven temperatuur in.
Wanneer deze instelling wordt gewijzigd, converteert de µAC
automatisch alle configuratie-instellingen (setpoint, differen-
tialen, bovengrenzen etc.), behalve voor F5 en F6.
Het display geeft telkens aan welke unit in gebruik is.
0= graden Celsius (°C) worden gebruikt.
1= graden Fahrenheit (°F) worden gebruikt.
Bereik: 0÷1 vlag Stand.: 0
opmerking: wanneer de omschakeling tussen Celsius en
Fahrenheit, en andersom, wordt uitgevoerd door de super-
visor, worden de instellingen niet geconverteerd (alleen de
waarde die door de temperatuurvoelers worden gemeten,
en het symbool op het display worden gewijzigd).

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave