Controleren
1. Controleer de rotors op beschadiging, verbuiging en loszitten. Als u schade
aantreft, moet de beschadigde rotor worden vastgedraaid of vervangen.
2. Controleer of de installatiepen van de rotoras niet ontbreekt of beschadigd is.
Vervang waar nodig met een nieuwe installatiepen en borgpen.
OPMERKING:
• Gebruik door Honda goedgekeurde onderdelen bij het vervangen van de
rotors.
• U kunt voorkomen dat de installatiepen valt door de borgpen in de richting
tegenover de draairichting van het draaiende deel naar binnen te steken.
3. Vervang een rotor als de breedte van de
rotor is afgesleten tot minder dan 15 mm
in het gebied 80 mm vanaf het uiteinde
van de rotor.
Vervang een versleten rotor altijd
meteen voor efficiënt frezen.
48
BEVESTIGINGSPEN
Ongeveer 15 mm
VOORWAARTSE
RICHTING
BORGPEN
80 mm
VERVANGINGSPERIODE
NIEUWE
ROTOR